Gezamenlijke intervisie kweekt begrip voor elkaars perspectief
Woordgrapjes zijn doorgaans flauw, maar de SWING-studie doet zijn afkorting eer aan. Centraal staan swingende groepsgesprekken, met vertegenwoordigers van beroepsgroepen in de geboortezorg én cliënten. Onderzoeker Sarah Lips heeft op basis van de studie een toolkit gemaakt. Nuttig voor wie ook met multidisciplinaire intervisie aan de slag wil.
Tekst: Margit Kranenburg
De afkorting SWING staat officieel voor ‘Samen naar waardegedreven integrale geboortezorg’. Waarom was die studie nodig?
“Het streven in Nederland is een drempelloze geboortezorg voor cliënten. Veel gaat goed, maar soms staan beroepsgroepen nog tegenover elkaar. Ook is er vaak nog een hiërarchische verhouding tussen zorgverleners en cliënten. Daarom hebben we in deze studie iedereen bij elkaar gebracht. Samenwerking is overal in de zorg belangrijk, maar in de geboortezorg zeker. Het gaat voor ouders om een korte intense periode die ook nog hun leven verandert. Die zorg moeten we goed vormgeven.”
Hoe was de studie opgezet?
“In onderzoekstermen was het een participatief actieonderzoek. Het was een zoektocht, ook naar het theoretisch frame. Het ging erom dat iedereen samenkwam, de eerste- en tweedelijnsverloskundigen, de gynaecologen, de O&G-verpleegkundigen, de kraamverzorgenden, de kinderartsen en de cliënten. We hebben ze samengebracht en gekeken welke methodiek het beste werkt. De kern was gezamenlijke reflectie. Daarvoor gingen we casussen bijvoorbeeld helemaal uiteenrafelen.”
Wat is de meerwaarde van multidisciplinaire intervisie?
“Dat je elkaars perspectief leert begrijpen. De motivaties achter iemands handelen. Je ziet de overeenkomsten en je leert bijvoorbeeld dat er in de eerste lijn en de derde lijn dezelfde dilemma’s kunnen zijn. Voor mij als onderzoeker kwam er ook een verrassing uit: gezamenlijke intervisie draagt bij aan werkplezier. Dat hoorde ik echt terug. Een van de deelnemers vertelde: “dit is de enige groep waarin ik zit die mij energie bréngt in plaats van kost”. Ik denk dat de positieve aanvliegroute tijdens de gesprekken daarbij helpt.”
Je bent socioloog. Wat heb je geleerd over de onderlinge verhoudingen?
“De gesprekken leiden tot kleine stapjes in cultuurverandering. Vooral de deelname van een cliënt was bijzonder. Niet iedereen was daar direct enthousiast over. Zou de cliënt wel snappen waar het over gaat? Ik vond het mooi dat een gesprek soms wat schuurde, maar ook dat een cliënt zei dat zorgverleners ook maar mensen zijn. Dan merk je dat de ouderwetse hiërarchie nog wel kan meespelen. Een ander voorbeeld van cultuurverandering gaat over de accreditatie die je kunt krijgen voor intervisie. Typerend was dat we hemel en aarde hebben moeten bewegen om accreditatie te regelen voor gynaecologen. Het bleek dat zij die wel krijgen voor monodisciplinaire intervisie, maar nog niet voor multidisciplinaire intervisie.”
De studie heeft een toolkit opgeleverd. Wat kunnen zorgverleners daarmee?
“Dat is een stappenplan hoe jij als zorgverlener ook aan multidisciplinaire intervisie kunt doen. Wie benader je? Hoe vraag je accreditatie aan? Hoe breng je een groep samen? Er zitten praktijkkaarten en een praatkaart in de toolkit en voorbeelden van geschikte onderwerpen. Ook bieden we formats voor het voorbereiden van casuïstiek en voor verslaglegging. In de praktijk bleek het belangrijk dat je een goede, liefst onafhankelijke, voorzitter hebt die de gesprekken leidt. En die ervoor zorgt dat iedereen zich veilig voelt om te zeggen wat-ie wil.”
Downloaden en aan de slag gaan dus?
“Graag! Wie ermee gaat werken moet wel moeite doen om het instrument organisatorisch in te bedden. Een groep zou vier tot zes keer per jaar bijeen moeten komen. Het is een kwestie van lange adem om dat voor elkaar te krijgen. Je kunt het als een investering zien in integrale geboortezorg én in werkplezier. Voor cliënten is het prettig als ze vloeiender van de ene beroepsgroep naar de andere kunnen gaan.”
Meer informatie: Intervisie-toolkit.
Verloskundige Lynn Jongeneel: ‘Nu ging het ook over wat er goed gaat’
“Het was hartstikke leuk! Je leert elkaar beter kennen en inhoudelijk leer je hoe anderen iets doen. De begeleiding was goed. Je moet ook wel een goede voorzitter hebben, anders wordt het met een groep van vijftien mensen natuurlijk een kippenhok. Normaal gesproken praat je in een multidisciplinaire groep over wat er is misgegaan. Bij een debriefing na een heftige casus bijvoorbeeld of bij een audit als een casus slecht afloopt. Nu ging het ook over wat er goed gaat. En met een cliënt erbij. Als zorgverlener ben je meestal één op één met een cliënt, nu was de cliënt de groep aan het observeren. En ze durfde zich uit te spreken. Toekomstige groepen zou ik adviseren afspraken te maken over de opkomst. Die was bij ons wisselend. Als je zes bijeenkomsten plant dan kun je bijvoorbeeld zeggen dat iedereen minstens vier keer deelneemt.”Cliënt Anna Ligthart: ‘De zorgverleners luisterden echt’
“Ik voelde me heel welkom bij de gesprekken en ik werd echt aangemoedigd om te vertellen wat ik vond. We hebben bijvoorbeeld een casus besproken over een niet vorderende ontsluiting en die paste bij wat ikzelf heb meegemaakt. Ik vertelde vanuit mijn eigen ervaring, maar ik wist ook dat ik niet de enige kon zijn die het zo had ervaren. Als individuele cliënt kun je zo ook een brede boodschap brengen. De zorgverleners luisterden echt. Ze waren niet bezig om verantwoording aan mij af te leggen over hoe zij hun werk doen. Ik denk dat het goed is om als cliënt het geluid te laten horen dat een bevalling iets cruciaals in je leven is dat je maar een paar keer meemaakt. Verder heb ik duidelijk proberen te maken dat ook vrouwen die zich grondig hebben voorbereid zo overweldigd kunnen raken dat ze meer hulp of uitleg nodig hebben dan zorgverleners misschien denken.”