Hoogleraar Ank de Jonge: ‘Dubbele winst bij betere onderlinge relaties’
Goede geboortezorg hoeft niet ingewikkeld te zijn: investeer in relaties en zowel de professionals als de vrouwen profiteren. Hoogleraar Verloskundige Wetenschap Ank de Jonge geeft onder meer deze boodschap in haar oratie in Groningen.
Tekst: Margit Kranenburg
Ank de Jonge is hoogleraar én werkt nog als verloskundige. Ze is nu zelfs twee keer hoogleraar Verloskundige Wetenschap, zowel aan Amsterdam UMC als aan de RUG. Op 14 juni 2024 houdt De Jonge haar oratie in Groningen. De meerwaarde van goede relaties staat centraal in deze openbare rede.
Plezier in je werk
De Jonge wil haar toehoorders meegeven dat goede relaties tussen zorgprofessionals wat haar betreft noodzakelijk zijn. ‘Ik zie dubbele winst bij betere onderlinge relaties tussen zorgverleners’, vertelt ze alvast aan Kennispoort Verloskunde. ‘Een fijne relatie is op zich al een goed doel. We zien zorgprofessionals nog te veel als handen aan het bed en aan de baarkruk. We denken in poppetjes. Maar ik wil ook aandacht voor zingeving. Kunnen we meer kijken of we het goed hebben met elkaar? Als dat zo is, ben je tevredener. Je hebt meer plezier in je werk met mogelijk minder uitval als gevolg.’
Kwaliteit van zorg
Dankzij betere relaties verbetert volgens De Jonge ook de kwaliteit van de zorg. ‘In de geboortezorg is er in de relatie tussen gynaecologen en verloskundigen toch altijd nog wat machtsongelijkheid. De beroepsgroepen houden die zelf in stand in de manier waarop ze zich tot elkaar verhouden. Verloskundigen laten zich bij beslissingen nog vaak leiden door wat mag van de gynaecologen. De gynaecologen op hun beurt voelen zich ontzettend verantwoordelijk voor alles.’ Die gevoelens staan autonome beslissingen in de weg, stelt de hoogleraar in haar oratie.
Tijd is geld, ook in de zorg
Werken aan relaties kost tijd. En tijd is geld, ook in de zorg. Toch hoeft de geboortezorg volgens De Jonge niet duurder uit te zijn als professionals meer tijd voor elkaar nemen en voor de vrouw voor wie ze zorgen. ‘We hebben in principe een heel goed systeem waarin zorgverleners aan hun relaties kunnen werken.’
Als het dan toch over geld gaat wil de hoogleraar een lans breken voor waardegedreven zorg. ‘Welke waarde krijg je voor je geld? In mijn oratie neem ik het inleiden als voorbeeld van hoe het misschien niet meer moet. We hebben nu een richtlijn dat we álle vrouwen bij 41 weken zwangerschap een inleiding aanbieden om sterfte van de baby te voorkomen.
Uit een meta-analyse van gerandomiseerde onderzoeken blijkt dat we 395 vrouwen moeten inleiden om één sterfgeval te voorkomen. Maar uit onze registratiedata blijkt dat we veel meer inleidingen moeten doen om een sterfte te voorkomen. En voor vrouwen die vaker hebben gebaard is dat aantal nog hoger. Het gevolg: ziekenhuizen liggen vol met vrouwen bij wie je je kunt afvragen of ze zo’n inleiding nodig hebben. Ze zijn daar veel bedden en personeel aan kwijt. Hoe zit het met andere zorg? Met andere uitgaven zelfs die we als maatschappij doen?
Waaier aan methodes
De Jonge zet op 14 juni hardop vraagtekens bij de dominantie van het gerandomiseerde onderzoek. Daarbij verdelen onderzoekers patiënten via loting in twee groepen. Eén groep krijgt een behandeling, de andere groep is een controlegroep. ‘Dat vergelijken is niet de heilige graal’, meent de hoogleraar. ‘Je mist de groep die niet mee wil doen en tegelijk zie je niet wat er op populatieniveau gebeurt.’
In haar oratie pleit De Jonge voor een waaier aan onderzoeksmethoden. ‘Het hangt van de onderzoeksvraag af welke methode het beste is en vaak zijn meerdere methoden noodzakelijk. Gerandomiseerde onderzoeken zijn zeker zinvol. Maar ook de wensen en ervaringen van vrouwen verdienen meer aandacht. En ik pleit ook voor meer participatief actie onderzoek. Daarin geven onderzoekers en deelnemers samen vorm aan vernieuwing in de zorg en het onderzoek ernaar. Zo kun je bijvoorbeeld ontdekken waarom iets in Groningen wel werkt en in Amsterdam niet.’