Boonekamp J, Berghmans R, Dondorp W et al. Zorg voor verslaafde zwangere vrouwen: rechtvaardiging van drang en dwang. Tijdschrift voor Psychiatrie 2012;54:257-266

Directe link naar gratis full text versie.

De praktijk van de zorg voor verslaafde zwangeren is primair gericht op de bescherming van het toekomstige kind. De auteurs van dit essay wilden hierop reflecteren en agendapunten formuleren voor ethische discussie en onderzoek.Zij verrichtten een ethische analyse op basis van criteria voor drang en dwang, toegespitst op de Rotterdamse aanpak. Daar wordt standaard een voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) aangevraagd voor alle zwangeren die bekend zijn bij het Meldpunt Zwangerschap en Verslaving. De VOTS kan vanaf 24 weken worden uitgesproken. Als deze sterke drang niet werkt, kan onder bepaalde voorwaarden een dwangopname volgen.

Deze drang- en dwangmaatregelen impliceren een inbreuk op de handelingsvrijheid van de zwangere. Dit vraagt om een morele verantwoording van deze maatregelen, maar die wordt tot nu toe in de praktijk nog onvoldoende expliciet gegeven. Als de zwangere de morele plicht niet nakomt om vermijdbare schade aan haar kind te voorkomen zijn maatregelen ter bescherming van het kind legitiem. Deze moeten in redelijke verhouding staan tot het doel (proportionaliteit) en het moet duidelijk zijn dat er geen minder ingrijpende manieren mogelijk zijn (subsidiariteit).

De conclusie was dat een morele verantwoording vraagt om nadere onderbouwing qua proportionaliteit en subsidiariteit van specifieke vormen van drang en dwang. Het routinematig aanvragen van een VOTS lijkt met die voorwaarden op gespannen voet te staan. Een belangrijk knelpunt is het ontbreken van juridische ruimte voor dwangmaatregelen in het belang van het kind vóór 24 weken. De auteurs willen voorkomen dat in plaats van wetenschappelijke gegevens over de gevolgen van prenatale blootstelling, morele vooroordelen het beleid bij
verslaafde zwangeren bepalen.