Serotiene zwangerschap (≥294 dagen/ amenorroeduur ≥42.0 weken) wordt geassocieerd met een toename van ongunstige maternale en perinatale uitkomsten. Uit de Perinatale Registratie Nederland (PRN) database selecteerden de Kortekaas et al. alle primipara met een partus tussen AD 37.0 en 42.6 weken en een daaropvolgende tweede eenling zwangerschap tussen 1999 en 2007. Kinderen met congenitale afwijkingen werden geëxcludeerd.

In totaal werden 233.327 vrouwen geïncludeerd. 17.874 (7.7%) van hen beviel serotien in de eerste zwangerschap. Tijdens de tweede zwangerschap had 2.678 (15%) van deze groep een herhaalde serotiene bevalling, in vergelijking met 8.698 (4%) met een de novo (nieuwe) serotiene bevalling (OR: 4.2;  4.0- 4.4). Bij deze twee groepen werd een laag absoluut risico gevonden op ongunstige perinatale uitkomsten (samengestelde uitkomstmaat van perinatale mortaliteit, apgar-score <7 na 5 minuten, geboortetrauma) van 6,3‰ vs 5,5‰, (OR 1.0; 0.7-1.5) en ongunstige maternale  uitkomsten (samengestelde uitkomstmaat van maternale sterfte, abruptio placentae, bloedverlies >1000ml en bloedtransfusies) van 1,3‰ vs 1,2‰ (OR 1.1; 0.9-1.4), waarbij werd gecorrigeerd voor de ligging van de foetus  en modus partus.

Op basis van deze data concluderen de onderzoekers dat vrouwen met een eerdere serotiene bevalling een verhoogde kans hebben om nogmaals serotien te bevallen. Bij de tweede bevalling is er geen verschil in ongunstige perinatale en maternale uitkomsten tussen een herhaalde en een de novo serotiene bevalling.