Intra-uteriene factoren en het risico op borstkanker
Fei Xue ScD en Karin B.Michels ScD van de Harvard Medical School onderwierpen 52 onderzoeken aan een systematische review en meta-analyse, om te bepalen in hoeverre intra-uteriene factoren een rol kunnen spelen bij het ontstaan van borstkanker.
Fei Xue ScD en Karin B.Michels ScD van de Harvard Medical School onderwierpen 52 onderzoeken aan een systematische review en meta-analyse, om te bepalen in hoeverre intra-uteriene factoren een rol kunnen spelen bij het ontstaan van borstkanker.
De resultaten van dit monnikenwerk zijn te lezen in de Lancet Oncology van december (2007; 8:1088- 1100). Als potentiële onderliggende mechanismen worden gezien een variatie in het aantal endogene sex- en groeihormonen, geslachtscelmutaties, formatie van kankerstamcellen en andere genetische of epigenetische factoren.
Een toegenomen risico op borstkanker in dochters werd gevonden bij bovengemiddeld geboortegewicht moeder: RR 1.15 [ 95% BI 1.09-1.21], geboortelengte moeder: RR 1.28 [1.11-1.48], een hogere leeftijd moeder: RR 1.13 [1.01-1.25], en hogere leeftijd van vader: RR 1.12 [1.05-1.19].
Een afname in het risico op borstkanker in dochters werd gevonden bij moederlijke (pre-)eclampsie: RR 0.48 [0.30-0.78] en een gemelli-zwangerschap: RR 0.93 [0.71-1.00]. Hierbij wordt verondersteld dat beide zwangerschapsfenomenen gepaard gaan met een kortere zwangerschapsduur en daarmee een kortere blootstelling aan zwangerschapshormonen.
Er werd geen associatie gevonden met het ontstaan van borstkanker bij dochters bij een kortere zwangerschapsduur: RR 0.95 [0.71-1.26] of behandeling van moeder met diethylstilbestrol (DES): RR 1.40 [0.86-2.28].