Studies bij dieren suggereren dat cafeïnegebruik tijdens de zwangerschap nadelige effecten heeft op de hersenontwikkeling van nakomelingen. Deze Franse cohortstudie onderzocht het verband tussen prenataal cafeïnegebruik door vrouwen met het IQ van hun kinderen op 5,5 jarige leeftijd. Internationale richtlijnen adviseren maximaal 200-300 mg/dag cafeïne in de zwangerschap. Een kop koffie bevat ongeveer 100 mg, 1 kop thee of 1 glas cafeïnehoudende softdrink 37 mg.

Het cohort in 2 universitaire ziekenhuizen omvatte 1.083 moeder-kind paren uit 2003-2005. De analyses corrigeerden voor factoren gedurende het onderzoek bij de ouders (opleiding, inkomen, echtscheiding), de moeder (leeftijd, BMI, alchol, roken, overgeven, zwangerschapsdiabetis, depressie), en het kind (geslacht, aantal weken zwangerschap, geboortegewicht, borstvoeding, cognitieve stimulering thuis).

Van de moeders gebruikt 91% cafeïne en 12% gebruikt meer dan 200 mg/dag. Er is een significante negatieve dosis-respons relatie tussen cafeïnegebruik en IQ op 5,5 jarige leeftijd: 2,94 volledig IQ-punt per 100 mg/dag cafeïne. Vooral kinderen van moeders met meer dan 200 mg/dag cafeïne hebben eerder een borderline of lager IQ (lager dan 85) dan kinderen van moeders met minder dan 100 mg/dag: 13,5% versus 7,3% (OR: 2.30; 1.13-4.69).

Volgens de onderzoekers is meer epidemiologisch en biologisch onderzoek nodig om te bepalen of het gevonden verband ook causaal is. Zij adviseren om de conservatieve richtlijnen voor de maximale hoeveelheid cafeïne in de zwangerschap (200 mg/dag) aan te houden.