Gitsels-van der Wal JT, Martin L, Manniën J et al. A qualitative study on how Muslim women of Moroccan descent approach antenatal anomaly screening. Midwifery (2015)
Directe link naar de volledige gratis versie van het artikel.

Dit Nederlandse kwalitatieve onderzoek exploreerde hoe zwangere Moslim vrouwen van Marokkaanse afkomst beslissingen nemen over prenatale screening. De auteurs vragen naar de houding tegenover prenatale screening; de waarde van leven, inclusief het ongeboren en gehandicapte leven; en de visie op zwangerschapsafbreking. Daarbij vergelijken zij hun bevindingen met die uit hun eerdere onderzoek bij vrouwen van Turkse afkomst. Nederlandse migranten uit Turkije en Marokko behoren tot verschillende Islamitische scholen, respectievelijk de Hanifî school en de Mâlikî school. Onder voorwaarden staat de Hanifî school zwangerschapsafbreking toe tot 120 dagen na de conceptie en een deel van de Mâlikî school staat dit ook toe, maar slechts tot veertig dagen na conceptie. Twaalf vrouwen van Marokkaanse afkomst, 21-33 weken zwanger, uit een eerstelijnsverloskundige praktijk met veel migranten bij Amsterdam namen deel aan individuele interviews. Bij de combinatietest (twee vrouwen) en de twintig weken echo (alle vrouwen) waren geen afwijkingen gevonden.

Alle vrouwen zien hun moederschap beginnen bij de start van de zwangerschap, niet pas bij de geboorte. Zij benaderen prenatale screening vanuit hun moederschap. De combinatietest zien zij als ‘een test’ die potentieel abnormale kinderen kan identificeren en kan leiden tot aangeboden zwangerschapsafbreking. Vrouwen denken hierdoor uitgebreid na en aarzelen over deelname aan de test. De vrouwen zien de twintig weken echo daar en tegen niet als prenatale screening, maar als ‘slechts een echo om de baby te zien’ die de binding met hun kind bevordert. Volgens bijna alle vrouwen helpen hun religieuze overtuigingen hen in hun beraadslagingen over de combinatietest. Zij hebben het gevoel dat gehandicapte kinderen in de ogen van God hetzelfde zijn als “gezonde” kinderen en zien hen niet als een straf, maar als een test of een teken. Alle vrouwen benadrukken dat deelname aan prenatale screening hun eigen individuele beslissing is. Meestal bespreken zij dit wel met partners of familie, maar uiteindelijk nemen ze zelf de beslissing. De bevindingen komen deels overeen met de eerdere studie onder Turkse vrouwen. Een aanvulling is de benadering van prenatale screening vanuit moederschap. De vrouwen van Turkse afkomst waren zich niet bewust van de religieuze regels over zwangerschapsafbreking, terwijl enkele vrouwen van Marokkaanse afkomst dat wel zijn. Toch zouden slechts twee vrouwen afbreking overwegen.

De auteurs vinden dat counselors kennis moeten hebben van de verschillende islamitische overtuigingen, ook over de laatst mogelijke dag voor zwangerschapsafbreking. Tegelijk moeten ze beseffen dat Moslim vrouwen bewuste individuele keuzes maken, soms voorbijgaand aan Islamitische regels.