Preterme geboorte is een bekende risicofactor voor hersenbeschadiging (cerebral palsy: CP). De diagnose CP kan pas achteraf gesteld worden, bijvoorbeeld bij neurologische problemen.

Moster D, Wilcox AJ, Vollset SE ea. Cerebral palsy among term and postterm births. JAMA 2010; 304 (9): 976-982. Directe link naar de samenvatting in JAMA

In dit Noorse onderzoek wordt het verband tussen zwangerschapsduur en CP bij geboorten ≥ 37 weken geïnventariseerd. Gegevens van ruim 1.6 miljoen eenlinggeboorten uit het Medisch Geboorteregister (1967- 2001) zijn gebruikt. Na exclusie van kinderen met een congenitale afwijking zijn er 1.938 kinderen met CP. De prevalentie is bij 40 weken het laagst: 0.99/1000. Ten opzichte van 40 weken is het RR bij 37 weken 1.9, bij 38 weken 1.3 en bij 42 weken 1.4. Er ontstaat dus een U-vormige prevalentiecurve met 40 weken als laagste punt. De associaties zijn nog sterker in een subgroep waarin de zwangerschapsduur op basis van eerste trimester echo wordt berekend: RR bij 37 weken 3.7 en bij 42 weken 2.4. Correctie voor onder andere sexe, leeftijd moeder, opleidingsniveau ouders beïnvloedt de uitkomsten niet. Oorzakelijke interpretatie van deze cijfers kan twee kanten opgaan. Ofwel te vroege (37-40 wk.) en te late (>40 wk.) partus verhoogt het risico op CP. Ofwel bij foetus met predisponerende factoren voor CP is er een verstoring in het tijdstip van geboorte, zoals dat ook gebeurt bij foetus met anencefalie of downsyndroom. Er zijn geen klinische consequenties aan de uitkomsten te verbinden zolang de onderliggende biologische mechanismen voor het risicopatroon binnen de aterme periode nog niet helder zijn.