Proefschrift: Risico’s bekkenbodemstoornis eerder ontdekken
Sinds 2002 staat het werkzame leven van fysiotherapeute Marijke Slieker in het teken van de bekkenfysiotherapie. Voorlopig hoogtepunt is haar proefschrift waarmee ze op 9 september promoveerde in Rotterdam.
Pelvic Floor Function and Dysfunction in a General Female Population
Marijke Slieker-ten Hove
Promotie 9 september 2009, Erasmus Universiteit Rotterdam
Het proefschrift is te lezen op Kennispoort Verloskunde (eerst inloggen graag)
Sinds 2002 staat het werkzame leven van fysiotherapeute Marijke Slieker in het teken van de bekkenfysiotherapie. Voorlopig hoogtepunt is haar proefschrift waarmee ze op 9 september promoveerde in Rotterdam. Centraal in de studie staan de data van een cross-sectionele studie naar de functie en dysfunctie van de bekkenbodem, afkomstig van een algemene populatie van 1.397 vrouwen in de leeftijd van 45 tot 85 jaar in Brielle. In de studie is met extra nadruk gekeken naar de prevalentie, voorspelling en risicofactoren van een urogenitale prolaps.
Het meest significante symptoom, het voelen en/of zien van een vaginale uitstulping (‘balgevoel’), deed zich voor bij 11.4% van de populatie. Dit is vergelijkbaar met eerdere studies in andere populaties. De prolapssymptomen zijn bij 46% van de vrouwen terug te voeren op drie risicofactoren: het voelen en/of zien van een vaginale uitstulping tijdens de zwangerschap, een moeder met een urogenitale prolaps en het verrichten van zwaar lichamelijk werk.
De impact van deze drie risicofactoren op de prevalentie van de beschreven prolapssymptomen is berekend met de Population Attributable Risk (PAR). Artsen zouden zich op de genoemde risicofactoren moeten richten in de anamnese van zwangeren en vrouwen met prolapsklachten en hen informeren over de risico’s die zij en hun mogelijke dochters lopen. De onderzoekster heeft een prognostische index (de Slieker-POP Score) ontwikkeld voor klinisch relevante urogenitale prolaps. De index bestaat uit slechts acht vragen en is eenvoudig door verloskundigen en vrouwen zelf te hanteren, zonder dat inwendig onderzoek nodig is. De onderzoekers hopen dat vrouwen in de risicogroep zo eerder hulp zoeken om hun prolapssymptomen te bestrijden.