Roken, aangeboren afwijkingen, en voorlichting
Hackshaw A, Rodeck C, Boniface S. Maternal smoking in pregnancy and birth defects: a systematic review on 173 687 malformed cases and 11.7 million controls. Human Reproduction Updates 2011;17:589-604
Directe link naar de gratis full text versie van het artikel in Human Reproduction Updates
Filion K, Abenhaim H, Mottillo S et al. The effect of smoking cessation counselling in pregnant women: a meta-analysis of randomised controlled trials. BJOG 2011;118:1422-1428
Directe link naar de samenvatting in BJOG
Nog steeds roken veel zwangere vrouwen, wat kan leiden tot perinatale sterfte, vroeggeboorte of laag geboortegewicht. We bespreken hier twee interessante nieuwe studies.
De eerste grootschalige review naar het effect van roken op aangeboren afwijkingen is een meta-analyse van 172 artikelen over 101 gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCT’s) met in totaal 173.687 cases en 11.674.332 controles. Significant positieve verbanden met roken werden gevonden voor: hartvaatdefecten, musculoskeletale defecten, verkorte ledematen, teveel of te weinig vingers of tenen, klompvoet, craniosynostose (vergroeing schedelnaden), gezichtsdefecten, oogdefecten, orofaciale spleten, gastro-intestinale defecten, gastroschisis, anus imperforatus, hernia en niet-ingedaalde testes. Significant negatieve verbanden werden gevonden tussen roken en hypospadie en huiddefecten. Dit waren waarschijnlijk meestal causale verbanden. Volgens de onderzoekers zouden de geboortedefecten die een positief verband hadden met roken van de moeder moeten worden opgenomen in voorlichtingsmateriaal. Dit is belangrijk om meer vrouwen, en vooral jongere vrouwen en vrouwen uit lager sociaaleconomische klassen, te stimuleren om te stoppen met roken voor of tijdens de zwangerschap.
Een andere meta-analyse van acht RCT’s (n=3.290 vrouwen) onderzocht het effect van counselling op het stoppen met roken van zwangeren.
De uitkomstmaat was biochemisch gevalideerde abstinentie zes maanden na de stopdatum. Slechts weinig vrouwen bereikten dit: 4-24% van de vrouwen met counselling versus 2-21% van de controle vrouwen, waarbij het verschil in abstinentie tussen de counselling- en controlegroep maximaal 4% was.
De beperkte beschikbare gegevens uit deze studies waren voldoende om een groot effect van counselling uit te sluiten (OR: 1.08; 0.84-1.40). Verschillen in effect tussen verschillende counsellingsmethoden werden niet gevonden, maar mogelijk waren hier te weinig data voor. De onderzoekers bevelen meer onderzoek aan naar alternatieve behandelmethoden, zoals farmacologische therapieën.