Succes van inleiden afhankelijk van gewichtstoename en foetaal geslacht
Torricelli M, Voltolini C, Conti N et al. Weight gain regardless of pre-pregnancy BMI and influence of fetal gender in response to labor induction in postdate pregnancy. J Matern Fetal Neonatal Med 2013;26(10):1016-1019. DOI:10.3109/14767058.2013.766712
Directe link naar de samenvatting van het artikel
Of inleiden van de baring in geval van serotiniteit succesvol verloopt, is gerelateerd aan verscheidene maternale en foetale factoren, zoals pariteit, zwangerschapsduur, Bishop score, en neonataal gewicht. Italiaanse onderzoekers evalueerden het effect van gewicht en gewichtstoename van de moeder en foetaal geslacht op het inleiden van de baring bij serotiene zwangerschappen.
Tussen 2004 en 2012 werden retrospectief 365 nullipare serotiene vrouwen, zwanger van een eenling, met een BMI <30 kg/m² en een Bishop score <6 geïncludeerd. De primaire uitkomstmaat was een vaginale bevalling binnen 24 uur na inductie. Bij 258 vrouwen was de inductie succesvol (‘responders’, 71%) en bij 107 vrouwen niet succesvol ‘non-responders’, 29%). De kans op een succesvolle inductie was groter bij vrouwen met een normaal gewicht (72%) dan bij vrouwen met overgewicht (66%). De responders kwamen minder in gewicht aan tijdens de zwangerschap dan de non-responders (13,0 versus 14,1 kg), maar zij verschilden niet van elkaar wat betreft leeftijd, lengte en preconceptioneel gewicht/BMI. Analyse liet zien dat gewichtstoename van meer dan 12 kg (ongeacht preconceptioneel gewicht) en mannelijk foetaal geslacht twee nieuw ontdekte onafhankelijke risicofactoren zijn voor het falen van inleiden van de baring in serotiene zwangerschappen.
De auteurs geven mogelijke verklaringen voor deze resultaten. Doordat vetweefsel hormonaal actief is, kan buitensporige gewichtstoename (ook bij vrouwen met een normaal gewicht) leiden tot een gewijzigde metabole status en endocriene omgeving, wat nadelig is voor een spontane baring. Daarnaast kunnen verschillende steroïde stofwisselings processen tussen mannelijke en vrouwelijke placenta’s mogelijk het verschil in de start van de baring tussen jongens en meisjes verklaren.