Uitkomsten op de NICU
Wat weten we eigenlijk over de mortaliteit en morbiditeit van aterme kinderen? Op de NICU van het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht werden tussen 1997–2003 597 aterme neonaten opgenomen (3-4/1.000 aterme neonaten in de regio Utrecht).
Mortaliteit en morbiditeit van aterme pasgeborenen op de neonatale intensive care unit in de regio Utrecht. Evers A, Van Leeuwen J, Kwee A et al. Ned Tijdschrift Geneeskunde, 2010; 154: A118
Wat weten we eigenlijk over de mortaliteit en morbiditeit van aterme kinderen? Op de NICU van het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht werden tussen 1997–2003 597 aterme neonaten opgenomen (3-4/1.000 aterme neonaten in de regio Utrecht). Groep I: kinderen geboren onder de verantwoordelijkheid van de eerste lijn (n=116), groep II: kinderen van moeders die durante partu overgedragen werden naar de tweede lijn (n=126) en groep III: kinderen geboren in de tweede lijn (n= 315). De follow-up vond plaats bij 3,9 en 18 maanden. Van de pasgeborenen werd 50% geboren na een zwangerschapsduur tussen de 40 en 42 weken; 7,5% na 42 weken.
Opname-indicaties: 47% wegens asfyxie, 17% wegens respiratoire problemen, 12% met een infectie, 6% met meconiumaspiratie, 6% met een bloeding/ infarct, 5% met convulsies en 3% met metabole problemen (en een groep ‘overig’). Er overleden 88 kinderen: 89% vanwege asfyxie ( in 25% was er een obstetrische oorzaak aanwezig). Van de kinderen met een asfyxie had 15% bij 18 maanden een handicap. Als je de kans op mortaliteit en morbiditeit na perinatale asfyxie samenneemt, bedroeg deze voor de drie studiegroepen ongeveer hetzelfde: groep I 38,6%, groep II 45,9% en groep III 43,5%. Postpartum opname van een, in aanleg gezonde, aterme neonaat op de NICU is een ernstige perinatale uitkomst, en verdient verder onderzoek, bv. door middel van perinatale audits.