Vaak spontane bevaling na verwijzing.
Het aantal verwijzingen tijdens de bevalling is de afgelopen jaren sterk gestegen. Hierdoor is de continuïteit van zorg voor de zwangere en haar partner afgenomen. Diverse onderzoeken tonen aan dat dit leidt tot minder tevredenheid bij de cliënt en een toename van het aantal medische interventies. Binnen de “INtegrated Care System” (INCAS) studie worden de mogelijkheden voor een integrale benadering van de geboortezorg onderzocht. Een sub-studie van INCAS is deze retrospectieve cohortstudie met als doel het in kaart brengen van de redenen voor verwijzing, het verloop van de baring en de uitkomsten van moeder en kind.
In zes ziekenhuizen in Nederland werd retrospectief dossieronderzoek verricht. In alle ziekenhuizen werden de gegevens van 100 opeenvolgende verwijzingen durante partu van eerste lijn naar tweede lijn in de periode juni 2011 tot februari 2012 verzameld. Driekwart van de verwijzingen betrof een matig verhoogd risico (moderate-risk genoemd): pijnstilling (30,5%), meconium houdend vruchtwater (25,3%), niet vorderende ontsluiting (14,0%) en langdurig gebroken vliezen (12,5%). Van alle vrouwen die verwezen werden beviel 65,7% spontaan en ontving 59,7% pijnstilling. Spoedverwijzingen in verband met foetale nood kwamen weinig voor (5,5%) en de neonaten waren portpartum vaak in goede conditie (2,7% AS<7 na 5 min, 1,2% pH <7,05). Van de vrouwen had 11,0% postpartum een complicatie zoals een fluxus, sfincterletsel of manuele placentaverwijdering.
Uit het onderzoek blijkt dat vrouwen die verwezen worden tijdens de bevalling, een grote kans hebben op een spontaan bevalling. Het merendeel van de verwezen vrouwen had een ‘moderate-risk’ indicatie. Mogelijk zou de zorg voor deze groep vrouwen gecontinueerd kunnen worden door eerstelijns verloskundigen. De onderzoekers menen dat verloskundigen hiervoor aanvullende training moeten krijgen in bijvoorbeeld het beoordelen van een CTG en het toedienen van pijnmedicatie of oxytocine. De opleidingen verloskunde nemen dit nu al op in hun onderwijs. Tevens vraagt dit om een aanpassing van de wettelijke kaders en zal de inrichting van de zorg veranderen omdat de werklast van de verloskundige zal toenemen (de gemiddelde tijd tussen verwijzing en baring bedraagt in dit onderzoek zes uur). Om continuïteit van zorg te verbeteren en tevredenheid onder barende vrouwen te vergroten zou de zorg voor vrouwen met een ‘moderate-risk’ indicatie gegeven kunnen worden door eerstelijns verloskundigen met aanvullende trainingen.