Kinderen van moeders met een postnatale depressie hebben een verhoogde kans op problemen in hun sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. Echter, sommige van deze kinderen ontwikkelen zich even goed als andere kinderen. Een prospectieve cohortstudie onderzocht de mechanismen die deze veerkracht bevorderen.

Alle moeders die in Zuidwest Engeland verwachtten te bevallen in 1991 en 1992 waren uitgenodigd om vragenlijsten in te vullen: tijdens de zwangerschap en tijdens de eerste twee jaar na de geboorte over ondermeer hun zienswijze op het ouderschap en hun beleving van hun kind, acht maanden na de geboorte de Edinburgh Postnatale Depression Schaal (EDPS), en 11 jaar na de geboorte de Strenghts and Difficulties Questionnaire (SDQ) over probleemgedrag van hun kind zoals hyperactiviteit, emotionele -, sociale – en gedragsproblemen. De onderzoekers definieerden blootgestelde kinderen als veerkrachtig als ze op de SDQ hoger scoorden dan de mediane score van niet-blootgestelde kinderen.

Van de kinderen in de analyses zijn 1.009 kinderen (6,9%) blootgesteld aan een postnatale depressie. Van hen zijn op elfjarige leeftijd 325 kinderen (32,2%) veerkrachtig en 684 (67,8%) kinderen niet. De onderzoekers corrigeren voor ernst van postnatale depressie in hun analyses. Ze bestuderen vijf factoren bij moeder en kind die effect kunnen hebben op latere veerkracht. Daarvan verhogen twee factoren de kans op latere veerkracht significant: non-verbale communicatie vanuit het kind naar de moeder bij 15 maanden en positieve gevoelens van de moeder over ouderschap bij 18 maanden. De studie geeft geen inzicht in de mogelijke wisselwerking tussen deze factoren.

De conclusie is dat bij moeders met een postnatale depressie een vroegtijdige interventie kan helpen om de veerkracht van hun kinderen te bevorderen als deze zich richt op interactie tussen moeder en kind en op gevoelens van de moeder over ouderschap.