Stacey T, Thompson JMD, Mitchell EA et al. Association between maternal sleep practices and risk of late stillbirth: a case-control study. BMJ 2011;342:d3403
Directe link naar de gratis Open Access versie in BMJ

Deze case-control studie onderzocht de relatie tussen slaappatronen van zwangeren en risico op late doodgeboorte op de kraamafdelingen in Auckland, Australië. De cases waren 155 vrouwen (respons 72%) na een doodgeboorte vanaf 28 weken van een eenling zonder congenitale afwijkingen, tussen juli 2006 en juni 2009. Als controlepersonen werden 310 zwangeren van eenlingen (respons 72%) gematched op zwangerschapslengte. Allerlei slaapfactoren werden onderzocht. De prevalentie van late doodgeboorte was 3,09 per 1.000 geboorten. De onderzoekers corrigeerden voor verstorende factoren, zoals leeftijd, overgewicht, etniciteit, en pariteit. Zij vonden geen relatie tussen doodgeboorte en snurken of slaperigheid overdag. Wel waren slaaphoudingen op rechterzij, rug en anders in de nacht voor doodgeboorte signifi cant gerelateerd met doodgeboorte, vergeleken met linkerzij (OR’s: 1.74, 2.54 en 2.32). Het absolute risico op doodgeboorte bij slapen op de linkerzij was 1,96/1.000 en bij de andere houdingen 3,39/1.000. Andere risicofactoren waren: in de nacht voor doodgeboorte hoogstens één keer per nacht naar het toilet gaan (OR: 2.28), en in de maand ervoor: regelmatig overdag slapen (OR 2.04), en ’s nachts minder dan zes uur (OR: 1,89) of meer dan acht uur slapen (OR: 1,71).
Dit was de eerste studie naar slaappatronen en verder onderzoek is nodig om meer zekerheid te krijgen of de slaaphouding een risicofactor is voor late doodgeboorte. Dat zou kunnen leiden tot aanbevelingen voor andere slaaphoudingen.