Foetale macrosomie is een veelvoorkomende obstetrisch verschijnsel (ca. 8%). Over recente jaren neemt het aantal interventies op basis van verwachte macrosomie toe, terwijl het daadwerkelijke aantal macrosome baby’s afneemt. Prenatale detectie van macrosomie blijkt echter vrij onbetrouwbaar en interventies op die indicatie leiden niet tot betere uitkomsten. Deze studie richt zich op de prevalentie van verwachte macrosomie, de communicatie daarvan met zwangeren en de uiteindelijke invloed op interventies door zorgverleners en zwangeren zelf.

Data kwam uit een nationale enquête onder 1960 Amerikaanse vrouwen (zonder eerdere keizersnede) die bevielen tussen juli 2011 en juni 2012. De invloed van verwachte macrosomie op perinatale interventies werd geanalyseerd.

Eenderde (31,2%) van de vrouwen hoort dat zij een grote baby verwachten. Daarvan blijkt bij slechts eenvijfde (19,7%) daadwerkelijk sprake van macrosomie (>4000gr). Vrouwen met verwachte grote baby’s worden vaker ingeleid (70,1 versus 51,1%) en krijgen vaker pijnstilling (71,8 versus 61,5%). Ook rapporteren zij zelf vaker methoden toe te passen om de bevalling op te wekken (43,0 versus 24,7%). Verwachte macrosomie heeft geen effect op het totale aantal keizersneden, wel vragen (32,5 versus 6,8%) – en krijgen (12,6 versus 6,0%)– vrouwen vaker een geplande keizersnede. Deze effecten persisteren na correctie voor (sociodemografische en gezondheids-) variabelen.

De auteurs concluderen dat verwachte macrosomie besluitvorming – bij zowel zorgverlener als zwangere – beïnvloedt en tot toename van het aantal perinatale interventies leidt. Zij associëren dit met angst van zowel vrouwen als zorgverleners en adviseren patiënteducatie en training van professionals in ‘shared decision making’ bij macrosomie om goede voorlichting en angstreductie te bewerkstelligen.