Van alle vrouwen met een levendgeboren a terme eenling in hoofdligging krijgt 9.7% te maken met een kunstverlossing of sectio vanwege een niet vorderende uitdrijving. Het onderzoeksteam van Leushuis et al. wilde met dit retrospectieve onderzoek de vinger leggen op factoren die interventies bij de uitdrijving kunnen voorspellen.

Indicators for intervention during the expulsive second-stage arrest of labor.
Leushuis E, Tromp M, Ravelli ACJ, Van Huis AM, Mol BW, Visser GHA, Van der Post JAM. BJOG 2009;116:1773-1781
Directe link naar de samenvatting van het artikel in BJOG

Van alle vrouwen met een levendgeboren a terme eenling in hoofdligging krijgt 9.7% te maken met een kunstverlossing of sectio vanwege een niet vorderende uitdrijving. Het onderzoeksteam van Leushuis et al. wilde met dit retrospectieve onderzoek de vinger leggen op factoren die interventies bij de uitdrijving kunnen voorspellen. De data zijn afkomstig van de Perinatale Registratie Nederland uit de periode 2002-2004.

De onderzoekers maken onderscheid tussen antepartum, intrapartum en postpartum factoren die tot interventies kunnen leiden. Significante antepartum voorspellers blijken maternale leeftijd en pariteit. Bij vrouwen tussen de 35 en 39 jaar zijn de odds ratio’s voor een interventie respectievelijk 1.02 en 1.04 en boven de 40 jaar 1.06. Een jonge leeftijd blijkt juist te beschermen tegen interventies bij niet vorderen van de uitdrijving (OR 0.32). Intrapartum is vooral de positie van het foetale hoofd voorspellend voor interventies: voorhoofdsligging (OR 16) en achterhoofdsligging achter (OR 5) zijn de meest beruchte. Als postpartum voorspeller komt een geboortegewicht >4. 000 gram uit de bus.

Opmerkelijk is, dat van de vrouwen waarbij de uitdrijving normaal vordert, de gemiddelde uitdrijvingsduur ruim beneden de norm ligt: voor een primipara is dit gemiddeld 39 minuten en voor een multipara 10 minuten. Waar de uitdrijving wel stokt, is de gemiddelde uitdrijvingsduur van een primipara 95 minuten en van een multipara 79 minuten.
De uitdrijvingsduur neemt aanmerkelijk toe, wanneer de vrouw bij een thuisbevalling vanwege niet vorderende ontsluiting naar het ziekenhuis moet worden getransporteerd: met gemiddeld 12-15 minuten. Begeleiding door de verloskundige blijkt interventies wegens niet vorderende ontsluiting te voorkomen. De kans daarop is bij geplande supervisie door de verloskundige half zo groot als bij geplande supervisie door de gynaecoloog.