Een groep Nederlandse onderzoekers van het AMC onder aanvoering van Marjolein Kok presenteren in het oktober-nummer van Acta Obstetricia et Gynecologica Scandinavica een interessante studie over de uitwendige versie: Welke klinische factoren spelen een rol bij het inschatten van succes van een uitwendige versie (ECV), en de daaropvolgende beslissingen door clinici om wel of niet een ECV uit te voeren?

Een groep Nederlandse onderzoekers van het AMC onder aanvoering van Marjolein Kok presenteren in het oktober-nummer van Acta Obstetricia et Gynecologica Scandinavica een interessante studie over de uitwendige versie: Welke klinische factoren spelen een rol bij het inschatten van succes van een uitwendige versie (ECV), en de daaropvolgende beslissingen door clinici om wel of niet een ECV uit te voeren?
Hiertoe werden zestien fi ctieve cases voorgeschoteld aan 37 hulpverleners, bestaande uit gynaecologen, arts-assistenten en verloskundigen. De potentiële voorspellende factoren die per casus verschilden waren de pariteit, BMI, de mate van indaling, vruchtwaterindex, foetale groei, kindsligging en placentalokalisatie. Bij iedere case werden de clinici gevraagd naar hun neiging om een ECV uit te voeren.

De schatting van de kansen op succes varieerden tussen de 20 en 60%. Het aantal clinici dat een uitwendige versie wilde uitvoeren verschilde per case tussen 32% en 97%. De hoeveelheid vruchtwater en mate van indaling bleken voor 80% de variantie in de besluitvorming te verklaren om over te gaan tot een ECV. Deze besluitvorming is waarschijnlijk experience based. De onderzoekers pleiten dan ook voor meer systematische kennis over de klinische indicatoren en een diepgaander inzicht in hun voorspellende waarde.