De resultaten van veel verloskundig onderzoek zijn niet direct toepasbaar in een eerstelijns populatie. Internationaal onderzoek vindt  vaak plaats in settings waar vrouwen met zowel een laag als een verhoogd risico zorg krijgen. In Nederland gebeurt verloskundig onderzoek vooral in de tweedelijn. Het is veel moeilijker om onderzoek te doen in de eerstelijn. In een verloskundige praktijk zijn slechts een klein aantal vrouwen in zorg vergeleken met een ziekenhuis. Dat betekent dat veel praktijken gegevens aan moeten leveren voor een onderzoek. Dit vergt een inspanning van veel verloskundigen en bemoeilijkt coördinatie door de onderzoekers. Financiering van eerstelijns onderzoek is ook niet makkelijk. Gelukkig werken veel studenten van alle opleidingen tot verloskundige mee aan het  verzamelen van gegevens. Studenten zijn onmisbaar voor deze onderzoeken en omgekeerd levert deelname de studenten ook wat op. Sommigen gebruiken de gegevens om een afstudeerscriptie te schrijven en anderen leren welke hobbels je tegen kunt komen bij het doen van onderzoek. Het is noodzakelijk dat we als verloskundigen onze zorg met onderzoeksgegevens onderbouwen. Op het  symposium in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam van de afgestudeerde WO Masters Verloskunde werd zelfs gesteld dat onderzoek door verloskundigen essentieel is voor het voortbestaan van onze beroepsgroep. Eerstelijns onderzoekers kunnen alleen onderzoek doen als veel verloskundigen bereid zijn mee te werken. Wij zijn nauw betrokken bij twee lopende onderzoeken waarvoor we verloskundigen van harte willen uitnodigen om mee te doen: Serinam-studie en onderzoek ‘De Bevalling’.