De uitkomsten van de kosten-effectiviteitsanalyse van de INDEX-trial suggereren dat inleiden van de baring bij 41 weken kosteneffectief zou kunnen zijn voor nulliparae, terwijl het onwaarschijnlijk is dat het kosteneffectief is voor multiparae.

Vergelijking van kosten van inleiden bij 41 weken versus afwachten

In de kosten-effectiviteitsanalyse van de INDEX-trial werd de kosteneffectiviteit van het inleiden van de baring bij 41 weken en een afwachtend beleid tot 42 weken beoordeeld. De belangrijkste  uitkomstmaten waren:

  • de directe medische kosten (€)
  • de samengestelde ongunstige perinatale uitkomst:
    • perinatale sterfte
    • Apgarscore <7 na 5 minuten
    • arteriële pH< 7,05
    • meconium-aspiratiesyndroom
    • plexus brachialis laesie
    • intracraniële bloeding en/of
    • een opname op een neonatale intensive care unit (NICU))
  • slechte perinatale uitkomst (met Apgarscore na 5 minuten <4 in plaats van <7) zoals in de INDEX-trial en de INDEX-cohortstudie.

Kosten verschillen per zorgfase

De gemiddelde kosten bedroegen € 3.858 in de inleidgroep en € 3.723 in de afwachtgroep (gemiddeld verschil € 135; 95% BI € -235 tot € 493). Antepartumkosten waren hoger in de afwachtgroep (€ 105) vergeleken met de inleidgroep (€ 14) door meer consulten. De intrapartumkosten waren hoger in de inleidgroep (€ 2.888) vergeleken met de afwachtgroep (€ 2.462) door de langere verblijfsduur in het ziekenhuis (in uren). De postpartumkosten waren lager in de inleidgroep € 965 vergeleken met € 1.155 in de afwachtgroep door de lagere kosten van neonatale opname.

Kosten van het voorkómen van negatieve perinatale uitkomsten

De verhouding tussen het verschil in kosten tussen een beleid met electieve inleiding bij 41 weken en een afwachtend beleid tot 42 weken en het verschil in effect — in dit geval de perinatale uitkomsten — werd berekend en uitgedrukt in de incrementele kosteneffectiviteitsratio (IKER). De IKER’s om één extra ongunstige en slechte perinatale uitkomst te voorkómen bedroegen respectievelijk € 9.436 en € 14.994.

Bereidheid om kosten te betalen

Er werd een kosteneffectiviteit-aanvaardbaarheidscurve gemaakt om de kosteneffectiviteit te beoordelen voor een reeks bedragen (€) als drempelwaarde. Hieruit bleek dat inleiden bij 41 weken 80% kans heeft om kosteneffectief te zijn bij een betalingsbereidheid (willingness-to-pay) van € 22.000 ter preventie van één ongunstige perinatale uitkomst en € 50.000 ter preventie van één ernstige perinatale uitkomst.

Kosteneffectiviteit verschilt tussen nulli- en multiparae

Uit subgroepanalyse naar pariteit bleek een betalingsbereidheid om één ongunstige perinatale uitkomst te voorkomen voor nulliparae van € 47.000 en voor multiparae van € 190.000. Om één slechte perinatale uitkomst te voorkomen zou de betalingsbereidheid € 62.000 voor nulliparae en € 970.000 voor multiparae vrouwen moeten zijn. Voor multiparae zal dat niet kosteneffectief zijn. Dit lijkt in lijn met de meta-analyse van de individuele patiëntdata (IPD-MA) van de SWEPIS en INDEX-trials waarin geconcludeerd werd dat inleiden bij 41 weken de kans op een ernstige perinatale uitkomst verlaagt voor nulliparae (p= 0,004), maar niet voor multiparae (p= 0,35).

Populatiekenmerken zijn relevant

De mate van kosteneffectiviteit wordt echter mede bepaald door de kenmerken van de populatie. In de INDEX-trial hadden de meeste vrouwen een voorkeur voor inleiden bij 41 weken, in de INDEX-cohortstudie hadden de meeste vrouwen een voorkeur voor afwachten. Vrouwen met een voorkeur voor afwachten hadden lagere angstscores en een hogere kwaliteit van leven (p <0,001). Het cohortonderzoek had lagere incidenties ongunstige en slechte perinatale uitkomsten. Een lagere incidentie zal doorwerken in de mate van kosteneffectiviteit.