Evaluatieonderzoek in verloskunde en gynaecologie
Gerandomiseerde klinische studies worden beschouwd als de beste methode om de effectiviteit van nieuwe behandelingen te onderzoeken, of om van bestaande technieken de effectiviteit te vergelijken. Het is niet goed mogelijk dit soort onderzoek in één of hooguit enkele centra uit te voeren. Daarom hebben sinds 2003 zeventig ziekenhuizen in Nederland de krachten gebundeld bij het opzetten en gezamenlijk uitvoeren van grote onderzoeken. Binnen de gevormde consortia worden praktische klinische vragen uit de verloskunde, gynaecologie en voortplantingsgeneeskunde beantwoord. Centraal in de samenwerking staat het creëren van een gezamenlijke infrastructuur, waarbinnen medisch-ethische toetsing, datamanagement en analyse gezamenlijk worden uitgevoerd. Onderzoeksverpleegkundigen en verloskundigen spelen een sleutelrol bij het includeren van deelnemers en het verzamelen van gegevens. In deze bijdrage wordt bediscussieerd of –gezien de behaalde resultaten – de financiering door de overheid en verzekeraars evenals deelname door zorgverleners wel zo vrijblijvend kan blijven als nu het geval is.
We stellen vast dat voor het succesvol opzetten en uitvoeren van evaluatieonderzoek samenwerking een noodzakelijke voorwaarde is. Deze samenwerking verloopt zowel in de verloskunde als in andere deelgebieden van het vakgebied gynaecologie succesvol. De evaluatie van de effectiviteit van ons klinisch handelen is een noodzaak en het onderzoek in consortiumverband heeft een bepaald momentum gecreëerd. Dat legt een belangrijke verantwoordelijkheid bij de verschillende actoren. Naast de noodzakelijke bijdrage van dokters en andere zorgverleners kunnen de onderzoeksconsortia niet overleven zonder structurele steun van academische ziekenhuizen, samenwerkende topklinische ziekenhuizen, zorgverzekeraars, patiëntenverenigingen, subsidiegevers en overheid. Dat vraagt van ieder van deze partijen grote, niet-vrijblijvende inspanningen, waarbij iedereen wat in de pot moet willen doen en uit zijn rol moet durven te stappen.
Het tegeltje op de kamer van een van de bestuursvoorzitters van de samenwerkende topklinische ziekenhuizen met een citaat van W.F. Hermans vat het kernachtig samen: ‘Het zou onjuist wezen de medische wetenschap te verwijten dat zij weinig weet. De andere wetenschappen weten ook weinig, maar zij worden niet gedwongen de schijn op te houden.’ Vanuit dit besef volgt dat gezamenlijke evaluatie van het medisch handelen niet alleen een logische stap is, maar ook een morele plicht jegens wetenschap en samenleving.