Huisartsen en verloskundigen vullen de eerstelijnszorg
rond zwangerschap en geboorte in.
Helaas verloopt de samenwerking tussen deze
professionals soms moeizaam. Maar ze hebben
elkaar wel nodig, want optimale (pre)natale
en postnatale zorg is en blijft gedeelde zorg.
 
Het mag duidelijk zijn dat het doel om vóór, tijdens en na
de zwangerschap zorg te organiseren is dat er een
gezond kind wordt geboren uit een gezonde moeder[1].
In Nederland vindt iets meer dan 30 procent van alle
bevallingen thuis plaats: in 2005 werden bijna 58.000
kinderen thuis geboren[2]. Naast verloskundigen voeren
huisartsen (een deel van) de eerstelijns verloskundige
zorg uit.
Het aantal verloskundigen is de laatste jaren flink toegenomen.
Zo waren er in 2005 ten opzichte van 2001
maar liefst 453 verloskundigen meer werkzaam[2].
Het aantal verloskundig actieve huisartsen is de laatste
decennia juist snel gedaald. In 2002 was nog slechts
6 procent van de huisartsen verloskundig actief[3]. Door
veranderingen als de explosieve toename van het aantal
centrale huisartsenposten die ANW-diensten overnemen,
is het aandeel van huisartsen in de zorg voor zwangeren
verder afgenomen. Daarnaast geeft tijdens de huisartsenopleiding
alleen nog een drie maanden durende (facultatieve)
differentiatiemodule Verloskunde kans op
verdieping[4].