Als zorgverleners het bevalplan volgens de principes van gezamenlijke besluitvorming bespreken met de zwangere vrouw, leidt dit tot meer aanpassingen dan wanneer ze alleen standaard counselen. Dit ontdekten Spaanse onderzoekers.

De afgelopen jaren is er veel onderzoek gedaan naar gezamenlijke besluitvorming in relatie tot bijvoorbeeld borstvoeding of pijnbestrijding tijdens de baring. Volgens Spaanse onderzoekers is er nog niet eerder gekeken naar het effect van gezamenlijke besluitvorming op het bevalplan. Zij hebben onderzocht of gezamenlijke besluitvorming de voorkeuren van zwangeren ten aanzien van de bevalling beïnvloedt, vergeleken met standaard counseling.

Gezamenlijke besluitvorming volgens het model van Epstein

De onderzoekers hebben een trial opgezet waarin 247 zwangeren werden gecounseld volgens het model van Epstein voor gezamenlijke besluitvorming, met extra wetenschappelijke ondersteuning. De verloskundigen kregen hiervoor een fysieke training van vier uur. De 214 zwangeren in de controlegroep kregen standaard counseling.

De belangrijkste elementen van gezamenlijke besluitvorming volgens het model van Epstein zijn samengevat in vijf punten:
1. Het begrijpen van ervaringen en verwachtingen van de cliënt en hun eventuele partner/familieleden.
2. Opbouwen van partnerschap.
3. Geven van wetenschappelijk bewijs inclusief het bespreekbaar maken van bijbehorende onzekerheden.
4. Adviseren.
5. Controleren of alles is begrepen en het komen tot een afspraak/overeenkomst/beleid.

De extra wetenschappelijke ondersteuning bestond uit een document1 Gebaseerd op beschikbare Cochrane systematische reviews over baring en neonatale zorg, de Intrapartum Care for Healthy Women and Her Babies NICE richtlijn en de richtlijn Fysiologische baring vanuit het Spaanse ministerie voor Volksgezondheid. voor de zorgverleners, inclusief hand-outs met wetenschappelijke aanbevelingen voor de zwangeren.

Sommige voorkeuren veranderen na het bespreken van het bevalplan

Tijdens een prenatale controle tussen 24 en 28 weken zwangerschap kregen de zwangeren in beide groepen een format van een bevalplan mee; lijstjes waarop ze hun voorkeuren konden aangeven. Tussen 29 en 33 weken zwangerschap werd dit bevalplan in beide groepen met de zwangere besproken. Er werd gevraagd naar 24 wensen en/of voorkeuren verdeeld over zes thema’s. Deze thema’s waren:

  1. gezelschap/comfort
  2. procedures
  3. pijnbestrijding
  4. uitdrijvingsfase
  5. neonaat
  6. borstvoeding

In beide groepen veranderden sommige voorkeuren na het bespreken van het bevalplan. In de interventiegroep (gezamenlijke besluitvorming met extra wetenschappelijke ondersteuning) veranderden 17 van de 24 wensen en/of voorkeuren (70,8%)2 De veranderingen golden voor: - Vaker wens om in dezelfde ruimte te zijn tijdens het hele geboorteproces. - Meer keuze hebben te luisteren naar muziek. - Vaker wens tot gebruik van de geboortebal. - Meer behoefte aan bewegingsvrijheid. - Vaker wens tot drinken tijdens de bevallin - Meer wens tot intermitterende foetale monitoring. - Meer voorkeur voor een natuurlijke bevalling. - Meer voorkeur voor het gebruik van ontspanningstechnieken. - Meer voorkeur voor het gebruik van ademhalingstechnieken, - Meer voorkeur voor massage als pijnbestrijding. - Meer voorkeur voor andere niet-farmacologische methoden als pijnstilling, - Vaker wens tot spontaan persen. - Meer eigen keuze van de bevalhouding. - Meer wens op vroeg huid-op-huid contact van de neonaat. - Vaker wens tot langer laten uitkloppen van de navelstreng. - Meer wens op starten met borstvoeding in de verloskamer. - Meer wens tot eerst de moeder zelf vragen voordat iemand kunstvoeding aan de baby geeft. en in de controlegroep 10 van de 24 wensen en/of voorkeuren (41,7%)3 De veranderingen golden voor: - De optie om het licht te dimmen op de verloskamer. - Vaker wens tot drinken tijdens de bevalling. - Meer wens tot intermitterende foetale monitoring, - Meer voorkeur voor een natuurlijke bevalling, - Meer voorkeur voor massage als pijnbestrijding. - Zowel meer stijging van voorkeur van Valsalva-perstechniek als voorkeur voor spontaan persen. - Vaker wens voor het laten uitkloppen van de navelstreng, - Meer voorkeur voor starten met borstvoeding in de verloskamer. - Meer wens tot eerst moeder zelf vragen voordat iemand kunstvoeding aan de baby geeft. .

Verschillen tussen beide groepen na counseling

Als we kijken naar de verschillen tussen beide groepen na de counseling, zien we dat in de interventiegroep er meer voorkeur dan in de controlegroep was voor:

  • de optie hebben het licht zelf in te stellen
  • muziek te kunnen luisteren
  • gebruik te kunnen maken van de geboortebal
  • continue monitoring
  • een natuurlijke bevalling
  • het toepassen van ademhalingstechnieken
  • massage
  • keuze van de baringshouding
  • spontaan persen
  • het laten uitkloppen van de navelstreng
  • epidurale analgesie
  • persen volgens de Valsalvatechniek

Er was in de interventiegroep minder voorkeur voor drinken tijdens de baring dan in de controlegroep.

Tussen beide groepen was geen verschil na de counseling als het gaat om de wensen ten aanzien van:

  • gezelschap tijdens de baring
  • bewegingsvrijheid
  • intermitterend monitoring
  • toepassen van ontspanningstechnieken
  • andere niet-medicamenteuze pijnbestrijding
  • gebruik van een spiegel tijdens de uitdrijving
  • vroeg huid-op-huidcontact met de neonaat
  • snel starten met het geven van borstvoeding
  • voorkeur voor het geven van kunstvoeding
  • eerst toestemming vragen aan de moeder voor er iemand kunstvoeding aan de baby geeft

Gezamenlijke besluitvorming leidt tot meer verandering in voorkeuren

Dit onderzoek laat zien dat de manier van counselen volgens Epstein invloed heeft op de voorkeuren van aanstaande ouders tijdens de bevalling. Counseling volgens de principes van gezamenlijke besluitvorming resulteerde in meer veranderingen in voorkeuren vergeleken met standaard counseling. De onderzoekers gaven aan dat gestandaardiseerde voorlichting op basis van wetenschappelijk bewijs cliënten kan helpen om onrealistische verwachtingen bij te stellen.

Wat betekent dit voor jou?
Als je het bevalplan met je cliënt bespreekt volgens de stappen van gezamenlijke besluitvorming leidt dat mogelijk tot het langer en uitgebreider stilstaan bij haar voorkeuren. Dit kan helpen om haar voorkeuren duidelijker of specifieker te krijgen, zowel voor haar en haar eventuele partner als voor jou als zorgverlener. Door erover te praten doe je recht aan de voorkeuren van je cliënt. Het geven van een absolute kans (bv. 1% kans) in plaats van een relatieve kans (bv. drie keer meer kans) is daarbij belangrijk, want drie keer meer kans zegt niets wanneer je de absolute kans niet noemt.