Toelichting auteurs:
[a]Sanquin Research, Amsterdam, en Landsteiner Laboratorium, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam
[b]Academisch Medisch Centrum, afdeling Sociale Geneeskunde, Amsterdam
[c]Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg, Erasmus Medisch

Vermindering van de mortaliteit en morbiditeit door zwangerschapsimmunisatie was het doel van de screening op irregulaire erytrocytenantistoffen (IEA) en de antenatale anti-D-profylaxe, ingevoerd in 1998. Bij invoering bestond binnen de verloskundige beroepsgroepen twijfel aan het nut van deze maatregelen. Wat zou het effect zijn? Zouden deze maatregelen niet onnodig veel rompslomp met zich meebrengen voor de zorgverlener en onrust veroorzaken bij de zwangere? Om een antwoord te geven op deze en andere vragen zijn beide maatregelen geëvalueerd in de OPZI-studie[1]. Dit artikel geeft een overzicht van de voorlopige resultaten betreffende de evaluatie van de IEA-screening, waarvan de voorlopige resultaten werden gepresenteerd tijdens de OPZI Wetenschapsdag van 25 november 2005. De opbrengst van de screening voor de non- Rhesus-D-antistoffen staat centraal. Het nut van de screening op Rhesus-D-antistoffen staat immers niet ter discussie.