Dit proefschrift gaat over vrouwen bij wie de zwangerschap gevorderd is tot de aterme periode van 37 tot 42 weken en over serotiene zwangeren (meer dan 42 weken zwanger zijn) [1, 2]. Volgens de Nederlandse definitie van serotiniteit komt in ons land van alle zwangerschappen in bijna 4% een serotiene zwangerschap voor [3]. Na de 42ste zwangerschapsweek nemen de risico’s op complicaties toe, dit geldt zowel voor het kind als voor de moeder. De perinatale sterfte is bij 42 weken twee keer zo hoog als de sterfte bij 40 weken (4-7 versus 2-3 per 1000 bevallingen), bij 43 weken vier keer zo hoog en bij 44 weken vijf tot zeven keer zo hoog [4]. Er is een grotere kans op meconiumhoudend vruchtwater (met risico op aspiratie), asfyxie, een lagere Apgarscore en macrosomie met kans op schade bij het kind [4]. Macrosomie is geassocieerd met langdurige baringen, disproportie en schouderdystocie [5]. Maternale risico’s bij een serotiene zwangerschap zijn een grotere kans op niet vorderen van de baring (9-12% versus 2-7% aterm), een grotere kans op ernstig perineumletsel (door macrosomie) (3,3% versus 2,6% aterm) en een grotere kans op een vaginale kunstverlossing en een keizersnede (14% versus 7% aterm) [6, 7, 8, 9]. In Nederland wordt bij ongeveer 10% van alle zwangeren een vaginale kunstverlossing uitgevoerd, meestal is dit een vacuümextractie. Bij bijna 11% van de zwangeren in de aterme periode wordt een keizersnede gedaan, waarvan 3,5% primaire en 7,1% secundaire. Bij vrouwen met een serotiene zwangerschap is dit percentage twee keer zo hoog (2% primaire en 19,5% secundaire) [3]. Een vaginale kunstverlossing wordt uitgevoerd om de bevalling te bespoedigen: bij verdenking op foetale nood of bij niet-vorderende uitdrijving [10]. De vier belangrijkste redenen voor het uitvoeren van een keizersnede zijn: – het niet vorderen van de baring; – een stuitligging; – verdenking foetale nood; – de ‘repeat keizersnede’: een keizersnede omdat een vrouw eerder per keizersnede is bevallen.