Hoewel er nog steeds een afname van maternale sterfte is in ontwikkelde landen, lijkt het aantal fluxus post partum juist te stijgen. Een fluxus kan een oorzaak zijn van maternale sterfte. In deze studie werden sterfgevallen gerelateerd aan fluxus in Nederland en Frankrijk met elkaar vergeleken.

Leren van een ander land

Alle gevallen van maternale sterfte worden in Nederland al gemeld bij de auditcommissie en besproken bij regionale perinatale audits. In deze studie werd gekeken of er ook geleerd kan worden van een ander land met een vergelijkbare welvaart en een vergelijkbaar zorgsysteem, in dit geval Frankrijk.

Internationale audit naar maternale sterfte bij een fluxus

Een samengestelde commissie van Franse en Nederlandse artsen (5 obstetrici en 1 anesthesist) onderzocht 14 gevallen van maternale sterfte gerelateerd aan een fluxus post partum. Deze waren gemeld aan de Nederlandse Auditcomissie Maternale Sterfte en Morbiditeit of aan de Franse Nationale Expert Commissie van Maternale Mortaliteit. In de periode 2013-2019 zijn 7 casussen geïncludeerd vanuit Frankrijk. In Nederland werden in de periode 2008-2019 ook 7 casussen geselecteerd. Het aantal casussen werd pragmatisch bepaald door de onderzoekers.

Analyse van richtlijnen en casussen

In januari 2022 kwamen de Nederlandse en Franse leden van de commissie bij elkaar. Zij bespraken de landelijke richtlijnen, bediscussieerden de individuele casussen op een systematische manier onder begeleiding van een audit expert en een epidemioloog, en identificeerden te verbeteren zorgfactoren en leerpunten voor richtlijnen. Bij alle 14 casussen werd er opnieuw – los van eerdere audit/analyse – naar mogelijke verbeterpunten gekeken. Er werden 30 verbeterbare zorgfactoren gevonden bij de Franse casussen, en 34 bij de Nederlandse casussen.

Beschikbaarheid van een ICU

Een opvallend verschil tussen de casussen uit beide landen was de beschikbaarheid van een ICU voor volwassenen. In Nederland is bij alle centra voor acute verloskunde een ICU beschikbaar. In Frankrijk bevielen 5 van de 7 vrouwen in een kliniek zonder ICU.

Verbeterpunten in organisatie of klinische zorg

In Frankrijk waren de meeste verbeterpunten gerelateerd aan de organisatie van de zorg. In Nederland was er juist verbetering mogelijk in de klinische zorg. Een opvallend verschil in de richtlijnen betrof de zorg aan vrouwen die geen bloedproducten willen, bijvoorbeeld vanwege hun geloofsovertuiging. In Frankrijk mogen artsen deze bloedproducten geven zonder consent van de vrouw, in Nederland is dat niet mogelijk.

Communicatie tussen zorgverleners

In Frankrijk was er in veel gevallen verbetering mogelijk in de communicatie tussen zorgverleners. Zo is een sign-out (checklist nalopen met OK-team) aan het eind van een operatie niet gestandaardiseerd. Ook werd er in meerdere gevallen beschreven dat niemand de ‘helicopterview’ had over de situatie, waardoor aansturing van het team ontbrak en vertraging in uitvoering van het juiste beleid optrad.

Tijdwinst

In Nederland was er ruimte tot verbetering in het beperken van de tijd tussen het optreden van een fluxus en het doen van ingrepen zoals een manuele placenta verwijdering (MPV) of embolisatie. In Frankrijk wordt er regelmatig een MPV gedaan onder epidurale anesthesie op de verloskamer. Dit is sneller dan in Nederland, waarbij de vrouw onder algehele narcose gaat op de OK. Er is ook een verschil in overgaan op hemostatische chirurgie; Nederlandse artsen deden dit later dan Franse artsen.

Frisse blik

Deze nieuwe vorm van internationaal vergelijken van sterftegevallen levert een frisse blik op elkaars werkwijze in de kliniek en laat zien dat via deze vorm van audit zorgverbeteringen opgespoord kunnen worden.