Zwangerschap en bevalling in Nederland worden gezienals normale fysiologische life-events.[1] Ondanks hetstreven naar een ongecompliceerde thuisbevalling zijn demedische interventies, met name bijstimulatie en kunstverlossingen,in de laatste jaren gestegen.[2, 3] Parallel aandeze ontwikkeling is het aantal solo- en duopraktijkenafgenomen en groeit het aantal grotere groepspraktijken.[4]Uit onderzoek blijkt een relatie tussen het aantal verloskundigenper praktijk en verwijzingen: hoe meer verloskundigenper praktijk, hoe hoger het verwijspercentagetijdens de baring.[4,5, 8-10] Uit buitenlands onderzoek is ookgebleken dat de ‘continuïteit van zorgverlener’ positiefbijdraagt aan bevallingsuitkomsten, een algeheel wel -bevinden en tevredenheid met de verloskundige zorg.[5-10]Onder continuïteit van zorgverlener wordt een model vanverloskundige zorg verstaan waarbij de zorg wordt verstrektdoor een kleine groep, idealiter twee, voor dezwangere bekende verloskundigen gedurende de periodevan zwangerschap, bevalling en postnatale periode,gericht op individuele behoeften van de vrouw.[11]In deze studie wordt de relatie tussen continuïteit vanzorgverlener en baringsuitkomsten onderzocht door eenvergelijking te maken tussen kleine praktijken (1-2 verloskundigen),middelgrote praktijken (3-4 verloskundigen)en grote praktijken (5 of meer verloskundigen). De studiericht zich op de baringsuitkomsten en maternale tevredenheidover baring en zorgverlening van laag-risico vrouwenwaarbij de start van de baring plaatsvindt onder begeleidingvan een eerstelijns verloskundige praktijk inNederland.Er werden 273 Nederlandse eerstelijns verloskundigepraktijken random benaderd volgens cluster stratifiedsampling. Deze methode werd gebruikt om drie groepen(praktijken met 1-2 verloskundigen, 3-4 verloskundigen,en ? 5 verloskundigen) te verkrijgen van vergelijkbaregrootte en vergelijkbare mate van verstedelijking (stad,verstedelijkt platteland en platteland). Na toestemmingtot deelname ontvingen de praktijken een verklaring vananonimiteit en geheimhouding van praktijkgegevens.Tevens ontvingen zij instructies over de studieprocedureen werden zij gevraagd informatiebrieven uit te delen aancliënten. De vrouwen die in de onderzoeksperiode van20 april tot 20 mei 2007 bevielen werden geïncludeerdin de studiegroep. Informed consent van deze vrouwenwerd verkregen en anonimiteit en geheimhoudingwerden gewaarborgd; praktijken hadden geen toegangtot de antwoorden verstrekt door de respondenten. Eengrondig proces van codering en adressering van vragenlijstenaan deelnemende vrouwen door een onafhankelijkepersoon, maakte het dat de onderzoeker niet bekendwas met de exacte geografische locatie van vrouwen endus praktijken. In het geval van perinatale sterfte werd deonderzoeker geïnformeerd om deze vrouwen niet onnodigte belasten.Voor uiteindelijke deelname kwamen vrouwen in aanmerkingals zij voldeden aan de volgende criteria:Nederlands sprekende vrouwen met ongecompliceerdezwangerschappen die bevielen tussen 37 en 42 wekenamenorroeduur van een eenling in hoofdligging waarbijde aanvang van de bevalling in de eerstelijn plaatsvond.Exclusies werden gedocumenteerd. Data werden gecodeerden geanalyseerd met SPSS voor Windows (versie14.0). Mogelijke correlatie tussen variabelen werdengeanalyseerd met kruistabellen en significantie werdgetest met Kruskal-Wallis. De ethische commissie (SchoolResearch Ethics Committee) van Glasgow CaledonianUniversity keurde de studie goed. Toestemming van eenNederlandse ethische commissie was niet nodig[12].Van de 273 benaderde praktijken besloten 143 praktijken(52.4%) tot deelname waarbij een onafhankelijke steekproefontstond van gelijk gestratificeerde proporties vrouwennaar praktijkgrootte (zie tabel 3) en mate van verstedelijking(zie tabel 4). Een totaal aantal van 1900informatiebrieven werd verstuurd naar de verschillendepraktijken. Het is onbekend hoeveel informatiebrievendaadwerkelijk uitgereikt werden, maar 1020 (53.6%)vrouwen gaven toestemming tot deelname.In deze studie bevallen vrouwen in eerstelijns praktijkenmet één of twee verloskundigen vaker thuis, wordenminder vaak verwezen en ondergaan minder vaakinterventies tijdens de baring dan vrouwen in een praktijkmet drie of meer verloskundigen. Vrouwen in solo ofduopraktijken hebben een hogere mate van vertrouwenin hun verloskundige(n) dan vrouwen in praktijken metmeer verloskundigen. Ze zijn vaker tevreden over hunbevalling en de zorgverlening. Het kennen van de eigenverloskundige(n) en de aanwezigheid van de eigen verloskundigedurante partu geeft een meerwaarde aan debevallingservaring en komt vaker voor in kleine praktijkenmet maximaal twee verloskundigen dan in praktijken metmeer dan twee verloskundigen.