De overheid heeft in 2000 een aantal maatregelen genomen om de werkdruk van verloskundigen te verlagen. Men wilde zo verloskundigen met een maatschappelijk aanvaardbare werkweek in staat stellen een norminkomen te verdienen. De volgende maatregelen zijn destijds genomen: een uitbreiding van de capaciteit van de opleidingen
tot verloskundigen, een verlaging van de normpraktijk van 150 naar 120 bevallingen per jaar en de oprichting van ondersteuningsstructuren waarmee afzonderlijke praktijken een aantal niet-patiënt gebonden werkzaamheden uit handen genomen kan worden.

Het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport heeft om een evaluatie van de effecten van deze beleidsmaatregelen verzocht. Men heeft daarom een vijf jaar durend onderzoek opgezet. In dit onderzoek
wordt gekeken naar de verloskundige praktijkvoering, naar de zorgverlening zelf en naar de verschillende beroepsgroepen die in de verloskundige zorgverlening actief zijn. Het onderzoek bestaat uit vier rondes van gegevensverzameling in verloskundige praktijken met daarbij telkens een aanvullende gegevensverzameling onder een andere groep (toekomstige) hulpverleners die op het gebied van verloskundige zorg actief zijn.

Dit artikel bespreekt de resultaten uit de derde meting.