SMSjes helpen nieuwe vaders op weg naar het ouderschap
Tijdens de transitie naar ouderschap hebben moeders en vaders een verhoogd risico op distress en depressie, maar moeders zijn meer geneigd hierbij hulp te zoeken. Australische onderzoekers onderzochten of smartphone-technologie bruikbaar was om tegemoet te komen aan behoeften van vaders tijdens hun transitie naar vaderschap.
De onderzoekers ontwikkelden een bank van 184 verschillende SMSjes ter verbetering van de relatie met de baby (n=72), met de moeder (n=61) en zorg voor hemzelf (n=49). De SMSjes bevatten ook 52 verschillende links naar verdere informatie. In cycli van 4 weken ontvingen de vaders wekelijks 5, 4, 3, of 2 boodschappen.
Vaders konden iedere 3 weken in een Stemmingsmonitor hun stemming registreren en 4 vragen hierover beantwoorden. Werving vond plaats via zorgverleners en sociale media in heel Australië. Vaders konden deelnemen van 12 weken zwangerschap tot 24 weken na de geboorte. Bij aanvang vulden ze de screeningslijst Kessler K6 in, waarbij een score >13 betekent dat er mogelijk een psychische aandoening is.
Van de deelnemende 520 vaders scoort 21,5% >13 op K6. Zij voltooien de interventie even vaak als de andere vaders: 85%. Gemiddeld ontvangen ze 84 SMSjes in 21 weken. De meeste vaders (63,1%) klikken minstens op 1 link en 20,5% beantwoordt de Stemmingsmonitor. De kans op slechtere stemming neemt af in de loop van de tijd, maar het is niet bekend of dit door de interventie komt.
De 101 vaders die de interventie evalueren melden dat de SMSjes hen hielpen bij het vader worden (92,8%), het ontwikkelen van een sterke relatie met hun kind (54,9%) en in de relatie met hun partner (79%). Er was geen verschil in hun K6 scores tussen aanvang en eind van de interventie.
De conclusie is dat de interventie haalbaar en bruikbaar is in de ondersteuning van vaders tijdens hun transitie naar ouderschap. Een aanbeveling is om de interventie meer op maat aan te maken voor vaders die verschillen in bijvoorbeeld leeftijd, sociaaleconomische status en psychische gesteldheid. Ook is het nodig om de effectiviteit te vergelijken met andere interventies.
BMC Public Health 2017 17:953