Middels vragenlijsten werd de prevalentie van borst –
voeding bij zuigelingen van zes maanden en jonger in
2007 vastgesteld en vergeleken met voorafgaande jaren.
Daarnaast werd onderzocht of er vaker en langer borstvoeding
wordt gegeven als gebruik wordt gemaakt van
de diensten van een gecertificeerde organisatie voor
kraamzorg en/of jeugdgezondheidszorg.
In totaal zijn er in 2007 5.380 vragenlijsten verstuurd.
Hiervan zijn er 2.881 (54%) teruggestuurd. Eenentachtig
procent van de pasgeborenen in 2007 kreeg borstvoeding.
Het percentage kinderen dat na de geboorte borstvoeding
krijgt is vergelijkbaar met de percentages in 2001/2002
en 2002/2003, maar hoger dan in 2005 en de jaren voor
2001.
Van de groep moeders die gecertificeerde kraamzorg
kreeg startte 84% met borstvoeding tegenover 79% in
de groep die niet gecertificeerde kraamzorg kreeg
(p<0,01). Op de achtste dag na de bevalling gaf nog
72% van de moeders met gecertificeerde kraamzorg
exclusief borstvoeding. In de groep die kraamzorg ontving
via een niet gecertificeerde organisatie was dat 62%
(p<0,01). Ook na correctie voor achtergrondvariabelen
bleef dit verschil statistisch significant (OR 1,30; 95% BI
1,03-1,66).
Zowel de groep moeders die gecertificeerde kraam- én
jeugdgezondheidszorg kreeg, als moeders die dat niet
kregen gaven gemiddeld drie weken uitsluitend borst –
voeding (p=0,63; niet significant).