Variaties in episiotomie in een Amsterdamse kliniek
In hoeverre dragen de individuele kenmerken van klinisch verloskundigen in dezelfde werkomstandigheden bij aan hoe vaak zij een knip zetten? Dit is onderzocht in een grote kliniek in Amsterdam.
Een episiotomie bij een vaginale geboorte – kortweg ‘een knip’ – kan bij vrouwen tot complicaties op de korte en lange termijn leiden. Daarom is het belangrijk om factoren te bestuderen die het optreden van een episiotomie beïnvloeden.
Episiotomie bij 13% van de bevallingen
In 2016 werden alle bevallingen (1302) die begeleid werden door 27 verloskundigen in een grote kliniek in Amsterdam geanalyseerd. Stuitbevallingen en tweelingen werden niet meegenomen in de studie wegens het verhoogde risico op een episiotomie. Bij 13% van de bevallingen werd een episiotomie verricht1 Het percentage van 13% episiotomieën is laag vergeleken met het landelijke percentage van 28% bij bevallingen in de tweede lijn. Het is iets hoger dan het percentage bij bevallingen in de eerste lijn (9%). , daarvan was 67,5% op foetale indicatie en 32,5% op maternale indicatie. Bij vrouwen die hun eerste bevalling hadden werd er in 1 op de 5 gevallen een episiotomie verricht (19,4%). 424 vrouwen hadden geen ruptuur of episiotomie bij de bevalling (32,5%).
Verschil tussen verloskundigen
Het percentage bevallingen met episiotomie verschilde van 3,2% tot 30,8% tussen de verloskundigen. Alleen gekeken naar vrouwen die bevielen van hun eerste kind, liep deze variatie verder uiteen van 7,9% tot 47,8%. Vijf verloskundigen schatte het aantal episiotomieën dat zij verricht hadden correct in, 70% onderschatte dit aantal.
Lees ook: Toestemming voor de knip
Verklaring van de variatie
Doordat de verloskundigen allen in dezelfde kliniek werkten, werd aangenomen dat de zwangere populatie vergelijkbaar was. Om de (significante) variatie tussen verloskundigen te kunnen verklaren werd gekeken naar plaats van opleiding, aanvullende opleiding en aantal werkjaren in en buiten de kliniek. Voorspellers voor een episiotomie waren de plaats van de bacheloropleiding en het aantal jaren sinds het afstuderen. In de groep verloskundigen die langer werkzaam was, was de kans op een episiotomie groter.
Andere factoren
Er speelden ook andere factoren een rol. Bij vrouwen met een lange uitdrijving was de kans op een episiotomie vergroot. Dit was ook het geval als de baby een andere ligging had dan ‘achterhoofd voor’. De kans op een episiotomie nam juist af als een vrouw haar tweede of derde kind kreeg.
Bescherming tegen ernstige ruptuur
In theorie zou het zo kunnen zijn dat een episiotomie beschermt tegen een ernstige ruptuur. De onderzoekers keken daarom ook of er een relatie was tussen de indicatie voor de episiotomie en de kans op een ernstige ruptuur of gaaf perineum, maar vonden geen verband tussen hoe vaak de verloskundige een episiotomie verricht, en de kans van de vrouw op een ernstige ruptuur of gaaf perineum.
Training en casuïstiek besprekingen
De onderzoekers geven aan dat continue training en casuïstiek besprekingen een bijdrage kunnen leveren aan het laag houden van het aantal episiotomieën, ook bij toename van het aantal jaren werkervaring.
Midwifery 125 (2023) 103773