Hoewel de WHO een restrictief beleid adviseert, kreeg in Nederland 46% van de nullipare en 14% van de multipare vrouwen een episiotomie (cijfers uit 2013). Er blijkt grote variaties tussen regio’s en verloskundig zorgverleners. In deze kwalitatieve studie wordt onderzocht welke onderliggende perspectieven en waarden verloskundig zorgverleners hebben aangaande besluitvorming bij episiotomieën.

Twintig zorgverleners (10 verloskundigen in zowel eerste als tweede lijn, 4 obstetrisch en 2 bekkenbodemgynaecologen en 4 arts-assistenten) uit verschillende Nederlandse regio’s hebben deelgenomen aan semigestructureerd interviews. De data zijn geanalyseerd naar het onderstaand kader van Satterfield et al.

Uit deze interviews komen vier thema’s naar voren: (1) de zorgverleners visie op geboorte, (2) discrepantie tussen restrictief perspectief en dagelijkse praktijk, (3) klinische expertise versus aanbevelingen uit literatuur, (4) betrokkenheid van vrouwen in de besluitvorming.

De belangrijkste factor in het besluit van zorgverleners om een episiotomie te zetten was de eigen expertise. De visie van zorgverleners op episiotomie wordt beïnvloed door hun visie op geboorte, die ofwel een meer fysiologische visie of een risicogerichte visie is.

Zorgverleners onderschrijven het belang van een restrictief beleid. Toch werden veel verschillende indicaties genoemd voor het zetten van een episiotomie. Het rechtvaardigen van het handelen vinden ze belangrijk, maar er worden uiteenlopende rechtvaardigingen benoemd. Zorgverleners gebruiken aanbevelingen uit de literatuur om hun handelen te onderbouwen, maar laten hun eigen expertise zwaarder wegen in de besluitvorming.

Hoewel zorgverleners de autonomie van de vrouw belangrijk vinden, is de daadwerkelijke betrokkenheid van de vrouw bij het besluit om een episiotomie te zetten minimaal. Er wordt vaak geen verplichting gevoeld om expliciet ‘informed consent’ te vragen. Een episiotomie zelf wordt als minimale interventie gezien, geïllustreerd door het taalgebruik rondom episiotomieën (waarbij vaak verkleinwoorden worden gebruikt).

Inzicht in de visie van zorgverleners op episiotomieën is nodig om praktisch handelen te optimaliseren. Er is meer onderzoek nodig naar een optimale balans tussen episiotomie en perinatale morbiditeit en onderbouwing van uniforme aanbevelingen voor indicaties voor episiotomieën. Tenslotte bevelen de auteurs aan om vrouwen daarom (in de zwangerschap al) actiever te betrekken bij besluitvorming rondom episiotomieën om tot ‘informed consent’ te komen.