Veel vrouwen zijn tijdens de zwangerschap bezorgd over de pijn die zij tijdens de bevalling zullen ervaren en over hoe ze daarmee zullen omgaan. Deze Nederlandse kwalitatieve studie onderzocht hoe vrouwen vier tot acht weken na de bevalling terugkeken op hun baringspijn en hun omgang hiermee. De onderzoekers hielden tussen augustus 2009 tot september 2010 semi-gestructureerde individuele interviews met 17 vrouwen uit vijf verloskundige praktijken verdeeld over Nederland. De vrouwen ontvingen minstens tot aan het begin van de baring zorg van een eerstelijnsverloskundige.

De analyse leidde tot drie thema’s. De vrouwen gaven aan dat controle over de besluitvorming tijdens de bevalling over het omgaan met pijn hen hielp om te gaan met baringspijn. Dit gold ook voor continue zorg van dezelfde verloskundige thuis en in het ziekenhuis. Ten slotte was effectieve voorbereiding op de bevalling van belang, bijvoorbeeld door contacten met de verloskundige, zwangerschapscursussen, en ervaringsverhalen.

Een deel van de vrouwen veranderde tijdens de bevalling van benadering. Sommige vrouwen die “natuurlijk” wilden bevallen kregen tijdens de bevalling toch behoefte aan medicamenteuse pijnbestrijding. Anderen maakten juist de omgekeerde beweging. Sommigen gaven impliciet of expliciet aan dat verloskundigen zouden moeten weten welke methode van pijnbestrijding de vrouwen nodig hebben tijdens de bevalling en dat zij deze dan op tijd zouden moeten organiseren.

Volgens de onderzoekers kan het voor verloskundigen moeilijk zijn om onderscheid te maken tussen vrouwen die continue steun van de verloskundige nodig hebben zonder pijnbestrijding en vrouwen die op een bepaald moment in de zwangerschap echt pijnbestrijding wensen en postpartum ontevreden zullen zijn als hun behoefte niet wordt herkend en vervuld. Daarom bevelen de onderzoekers aan om in de zwangerschap ruim aandacht te besteden aan de verwachtingen en te bespreken dat de bevalling anders kan verlopen dan verwacht.