Wereldwijd neemt in met name hoge-inkomenslanden het percentage inleidingen toe. De richtlijnen over inleiden en de sterkte van de onderliggende evidence verschillen aanzienlijk per indicatie, maar het belang van gezamenlijke besluitvorming is algemeen erkend. Het doel van deze Australische dwarsdoorsnedestudie was om de voorkeuren van vrouwen met betrekking tot de wijze van bevallen en hun ervaringen met gezamenlijke besluitvorming bij het inleiden van de baring te identificeren.

De onderzoekers verspreidden onder vrouwen die stonden ingepland voor een inleiding bij acht ziekenhuizen in Sydney een speciaal voor deze studie ontwikkelde vragenlijst over: demografische factoren, indicatie voor inleiding, type zorg tijdens de zwangerschap, aanvankelijke voorkeuren voor de wijze van bevallen en ervaringen van deze vrouwen bij het gezamenlijke besluitvormingsproces.

Van de 189 respondenten is 58% nullipara. De meest voorkomende redenen voor inleiding zijn (dreigende) serotiniteit (38%), diabetes (25%) en verdenking op intra-uteriene groeivertraging (8%). De meeste respondenten (72%) hadden gehoopt spontaan te bevallen. Van de vrouwen heeft 19% niet het gevoel een keuze te hebben gehad over inleiden van de baring, 26% voelt zich niet adequaat geïnformeerd (of is onzeker over of ze zijn geïnformeerd), 17% is geen alternatief gegeven en 30% heeft geen schriftelijke informatie ontvangen over de inleiding van de baring. De reacties op open vragen onderstrepen de wens van vrouwen om actiever betrokken te zijn in de besluitvorming.

De conclusie van de onderzoekers is dat een substantiële minderheid van de vrouwen zich niet adequaat geïnformeerd of voorbereid voelt en aangeeft geen alternatieven voor inleiden te hebben gekregen. Aanbevelingen zijn onder meer om persoonlijke gesprekken aan te vullen met schriftelijke informatie en om interventies voor gezamenlijke besluitvorming, zoals de introductie van keuzehulpen en training, te implementeren en evalueren.