Elk jaar overlijden er vrouwen tijdens de zwangerschap of na de bevalling door suïcide. Door de afname van andere oorzaken van maternale mortaliteit is suïcide nu de meest voorkomende oorzaak van maternale sterfte. Aandacht voor de mentale gezondheid van de moeder en suïcidepreventie is essentieel om maternale mortaliteit verder terug te dringen.

Wanneer een vrouw tijdens de zwangerschap of binnen één jaar na de bevalling zelfmoord pleegt wordt dit maternale suïcide genoemd. De registratie van dit type sterfte is niet altijd optimaal, wat mogelijk leidt tot onderrapportage of misclassificatie. De Wereld Gezondheidsorganisatie heeft daarom geadviseerd om deze sterftes op de juiste manier te registreren.

Maternale suïcide in Nederland in kaart gebracht

Deze studie had als doel om het aantal gevallen en het aandeel in de totale moedersterfte van maternale suïcide in Nederland tussen 1996-2005 en 2006-2020 in kaart te brengen, en vast te stellen of er sprake is geweest van onderrapportage. Hierbij zijn ook risicofactoren voor maternale suïcide meegenomen.

Twee databases gebruikt

Er zijn twee databases gebruikt om het aantal gevallen van maternale suïcide vast te stellen. De eerste database is van de Auditcommissie Maternale Sterfte en Morbiditeit (AMSM). Deze database is van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG). Hier worden alle maternale sterftes gemeld door middel van een case report formulier, inclusief de oorzaak van het overlijden. Hierbij wordt ook informatie verstrekt over de psychische geschiedenis, middelengebruik en betrokkenheid van geestelijke gezondheidszorg.

De tweede database is van het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS). Hier worden in het algemeen alle sterftes geregistreerd, dus ook die van vrouwen tot één jaar na de bevalling. Ook hier wordt de oorzaak van overlijden geregistreerd. Daarnaast zijn de kenmerken leeftijd, migratieachtergrond, hoeveelheid kinderen en opleidingsniveau bekend in deze database.

Onderrapportage bij AMSM

De twee datasets zijn voor dit onderzoek gecombineerd om het aantal gevallen van maternale suïcide vast te stellen. Bij AMSM werd onderrapportage vastgesteld door het aantal gevallen in de dataset van AMSM te vergelijken met de gevallen in de dataset van CBS. In de periode 2006-2020 werden 16 maternale suïcides gerapporteerd in de AMSM. Dit is een onderrapportage van 75% vergeleken met de dataset van het CBS, die 64 suïcides had geregistreerd. In de periode 1996-2005 was deze onderrapportage zelfs 87% (41 in AMSM en 47 in CBS).

Goede registratie van belang

Het is belangrijk dat alle gevallen goed geregistreerd worden in de AMSM, omdat in deze database de psychische geschiedenis, middelengebruik en betrokkenheid van geestelijke gezondheidszorg geregistreerd wordt. Zo waren bij 55% van de geregistreerde gevallen bij AMSM mentale problemen geregistreerd. Denk hierbij aan een depressieve aandoening, psychotische aandoening of angst aandoening. Deze informatie is niet bekend bij de sterftes die alleen bij CBS zijn geregistreerd. De grote onderrapportage bij AMSM is problematisch omdat gemiste gevallen niet in detail geanalyseerd kunnen worden. Analyse is belangrijk voor het optimaliseren van het beleid.

Aandeel maternale suïcide in totale maternale sterfte toegenomen

In de periode 1996-2006 zijn 50 gevallen (3 tijdens de zwangerschap en 47 postpartum) van maternale suïcide vastgesteld. In 2006-2020 waren dit er 68 (4 tijdens de zwangerschap en 64 postpartum). Er is geen verschil gevonden in absolute aantallen tussen de periodes 1996-2005 (gemiddeld 5 maternale suïcides per jaar) en 2006-2020 (gemiddeld 4,5 maternale suïcides per jaar).

Het aandeel maternale suïcide in de totale maternale sterfte is toegenomen, namelijk van 18% (1996-2005) naar 28% (2006-2020). Dit komt dus niet omdat de absolute aantallen zijn toegenomen, maar omdat andere oorzaken van maternale sterfte – zoals hartaandoeningen en hypertensieve aandoeningen – steeds minder voorkwamen.

Timing en karakteristieken van de moeders

Van de maternale suïcides vonden de meeste (81%) plaats na de eerste zes weken na de bevalling. Dit wordt een ‘late’ maternale sterfte genoemd. De gemiddelde leeftijd ten tijde van de suïcide was 33,3 jaar. Van alle vrouwen had 53% één kind. Maternale suïcide lijkt vaker voor te komen onder vrouwen met een laag opleidingsniveau in vergelijking met een gemiddeld opleidingsniveau1 OR 4,2; 95% BI 2,3 tot 7,9 .

Wat betekent dit voor jou?
Aandacht voor de mentale gezondheid van de moeder en suïcidepreventie is belangrijk in alle fases van zwangerschap en geboorte. Wees alert op signalen van mentale of sociale problemen bij cliënten, zodat je op tijd kunt verwijzen naar passende zorgverlening. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat de meerderheid van de maternale suïcides plaatsvindt na zes weken na de bevalling. Weet dat het altijd mogelijk is om contact met de cliënt te behouden of nog eens op te volgen, zeker wanneer  je zorgen hebt over haar mentale gezondheid. Zorg dat cliënten en hun partners of nabije contacten dit ook weten. Als een casus van maternale suïcide bij jou als zorgverlener bekend is, is het belangrijk om na te vragen of deze geregistreerd is of zal worden bij de AMSM.