Zorg voor de zwangere na een fertiliteitstraject
Vrouwen die zwanger worden na een fertiliteitstraject kunnen andere zorgbehoeften hebben dan vrouwen met een spontane zwangerschap. Onderzoekers Warmelink en collega’s ontdekten dat zij meer stress en angst ervaren en dat de overgang van onvruchtbaarheid naar zwangerschap pittig is. ’Het zat niet in de planning dat ik moeder zou worden.’
Behoeften wezenlijk anders
In de leidende internationale richtlijn (2015) van de European Society of Reproduction and Embryology (ESHRE) staat nog steeds dat de behoeften van vrouwen na Assisted Reproduction Technology (ART) niet verschillen van vrouwen met een spontane zwangerschap. Maar Nederlands onderzoek van Warmelink en collega’s laat zien dat de behoeften van zwangere vrouwen na een fertiliteitstraject wezenlijk anders zijn.
Minder goed functioneren, meer stress en angst
Uit hun mixed methods systematic review van 15 kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeken blijkt dat vrouwen na een fertiliteitstraject minder goed fysiek en sociaal functioneren en meer stress en angst hebben in vergelijking met vrouwen die spontaan zwanger werden.
Wennen aan de zwangerschap
Fertiliteitstrajecten1 Zoals hormonale ovulatie-inductie, intra-uteriene inseminatie of meer invasieve technieken als intracytoplasmatische sperma injectie, in vitro fertilisatie en eicel/spermadonatie. zijn belastend. Vrouwen en hun partners dragen de last van verminderde vruchtbaarheid en eventuele mislukking van behandelingen. Vrouwen wennen moeilijker aan de zwangerschap. “Het zat niet in de planning om moeder te worden,” zegt een deelnemer aan de studie. Ook ervaren zij een onplezierige onderbreking in de continuïteit van zorg tussen de fertiliteitskliniek en de verloskundige- of gynaecologische praktijk.
Effect op de zwangerschap
Als vrouwen eenmaal zwanger zijn, voelen ze zich minder zeker uit angst om de foetus te verliezen, piekeren ze meer over hoe ze zullen omgaan met dit ‘begin van een droom’, idealiseren ze het ouderschap en hebben ze vrees voor kritiek vanuit hun omgeving, omdat ze niet dankbaar zouden zijn voor het slagen van de behandeling. Uit voorzichtigheid kunnen ze stoppen met ‘risicovolle’ activiteiten als sport, hun dieet veranderen of ophouden met werken.
Meer erkenning tonen voor behoeften
Warmelink en collega’s stellen voor dat verloskundigen en andere zorgverleners meer erkenning tonen voor de verschillende behoeften van zwangeren met een voorgeschiedenis van fertiliteitsbehandelingen. Een intake plannen kan het best zo snel mogelijk, om te voorkomen dat deze vrouwen een tijdje zonder zorg zitten. Stilstaan bij de persoonlijke ervaringen met het fertiliteitstraject is belangrijk. Deze vrouwen hebben vaker behoefte aan echo’s, zwangerschapscontroles en gespecialiseerde psychosociale begeleiding.
Herziening ESHRE richtlijn
De ESHRE richtlijn verdient herziening met deze nieuwe evidence, zeggen Warmelink en collega’s, zodat er ook internationaal meer erkenning komt voor de specifieke behoeften van vrouwen na een fertiliteitstraject. Voor de dagelijkse verloskundepraktijk geven zij alvast een uitgebreide lijst van aanbevelingen om tegemoet te komen aan de gedragsmatige, relationele, sociaal-emotionele en cognitieve behoeften van vrouwen die zwanger zijn na een fertiliteitsbehandeling.
Journal of Psychosomatic Obstetrics & Gynecology, 44:1, 2148099