De tweedegraadsruptuur is van alle rupturen de meest voorkomende bij de bevalling. Zweedse onderzoekers bekeken het nut van het gebruik van subcategorieën en stelden vast dat de zwaardere tweedegraadsruptuur meer aandacht verdient.

Een tweedegraadsruptuur kent een grote variatie als het gaat om de grootte, soort en ernst van de ruptuur. Hierdoor is er ook variatie in de mogelijke gevolgen, zoals pijn na de bevalling.

Subcategoriesysteem tweedegraads rupturen ingevoerd

De onderzoekers hebben in een ziekenhuis in Oslo een subcategoriesysteem ingevoerd waarbij tweedegraads rupturen zijn ingedeeld in:

  • 2A: minder dan 50% schade aan perineum
  • 2B: meer dan 50% schade aan perineum
  • 2C: schade over gehele perineum, maar niet de anale sluitspier

De zorgverleners vonden het classificatiesysteem betrouwbaar en makkelijk te implementeren[voetnoot].

Frequentie subcategorieën en risicofactoren

Vervolgens is gekeken hoe vaak elk van de subcategorieën voorkwamen en welke risicofactoren hiermee geassocieerd waren. Dit is gedaan door middel van een prospectieve cohort studie, waarbij vrouwen rond de 18e week van de zwangerschap werden uitgenodigd voor deelname. Uiteindelijk zijn 880 vrouwen geïncludeerd in de studie. Hiervan was 52% nullipara en 48% multipara.

Factoren die de kans op een 2B en 2C ruptuur vergroten

Postpartum werd bij 32% van de vrouwen een tweedegraads ruptuur vastgesteld. Voor 2A was dit 19,1%, 2B 9.8%, en 2C 6.6%. Hierbij zijn episiotomieën niet meegenomen. De kans op een 2B en een 2C ruptuur nam toe bij een kleinere genitale hiatus en een groter oppervlakte van het perineum. Voor multiparae nam de kans toe wanneer zij een perineumruptuur in haar anamnese had. Andere factoren die de kans op een 2B en 2C ruptuur vergrootten waren:

  • nullipariteit
  • een langere amenorroeduur
  • langere uitdrijvingstijd
  • afwijkende foetale ligging
  • een vaginale kunstverlossing

Vrouwen met een 2c ruptuur ervaren meer pijn

Binnen dezelfde studie is ook gekeken naar de pijnervaring van vrouwen met verschillende tweedegraadsrupturen, de invloed op het gebruik van pijnmedicatie en het geven van borstvoeding1 https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0266613824000160?via%3Dihub . Van de 880 vrouwen hebben 852 deelgenomen aan een telefonisch interview tien dagen na de bevalling; 715 van deze 852 vrouwen hebben drie maanden na de bevalling ook nog een online vragenlijst ingevuld. De resultaten van dit onderzoek zijn dat vrouwen met een 2C ruptuur hogere pijnscores en meer gebruik van pijnmedicatie rapporteerden zowel tien dagen als drie maanden na de bevalling in vergelijking tot vrouwen met een 2A en 2B ruptuur. Tussen 2A en 2B werd geen verschil in pijnscores gevonden.

Geen verschil in borstvoedingfrequentie

Er werd geen verschil in borstvoedingfrequentie gevonden tussen de verschillende tweedegraadsrupturen. Wel gaven vrouwen met een hogere subcategorie tweedegraadsruptuur aan dat zij vaker moeite hadden om een goede borstvoedinghouding te vinden.

Classificatie helpt

Deze studies laten zien dat het gebruik van subcategorieën van tweedegraadsrupturen een relevante toevoeging kan zijn in de geboortezorg. Een preciezere beoordeling van rupturen kan bijdragen aan bewustwording met betrekking tot variatie in rupturen en risicofactoren die hiermee samenhangen. Daarnaast is het relevant voor de gevolgen: er is veel aandacht voor pijn bij vrouwen met een derde- of vierdegraads (OASIS), maar deze studie laat zien dat dit ook belangrijk is voor vrouwen met een 2C ruptuur. Wanneer hier meer bekendheid over komt door hier met collega’s en vrouwen over te spreken, kan de zorg hiervoor verbeterd worden.

Wat betekent dit voor jou?
Wees je ervan bewust dat er veel gradaties zijn van tweedegraads rupturen en dat met name een zwaardere tweedegraadsruptuur, zoals hier verwoord als 2C, gevolgen met zich mee kan brengen.