Zwanger na fertiliteitsbehandeling: aandacht voor gevoelens belangrijk
In Nederland wordt 4.3% van de vrouwen zwanger na een fertiliteitsbehandeling. Na een succesvol traject wordt deze zwangerschap gezien als normaal en komen zwangeren bij de (eerstelijns) verloskundige onder zorg. Om meer inzicht te krijgen in de psychosociale impact van een fertiliteitstraject tijdens de zwangerschap is deze Nederlandse kwalitatieve studie uitgevoerd. Er zijn negen semi-gestructureerde interviews gehouden met vrouwen, waarvan bij twee interviews ook de partner deelnam.
De beleving van psychosociale aspecten op subfertiele ouders die een fertiliteitsbehandeling ondergaan zijn verdeeld in drie hoofdthema’s.
Het eerste thema is emoties en gevoelens tijdens een behandeling. De ouders ervaren tegenstrijdige emoties tijdens de subfertiele periode. Dit kan aanleiding geven tot twijfelen over de voortzetting van de behandeling. Voor alle deelnemers was het ouderschap zo belangrijk dat uiteindelijk niemand de behandeling stopte.
Het tweede thema is de sociale omgeving waarin de interactie met vrienden en familieleden wordt beschreven. Vrienden die ervaring hebben met fertiliteitsbehandeling tonen begrip en sympathie. Deelnemers vinden het lastig om met vrienden om te gaan die op een natuurlijke wijze zwanger zijn geworden.
Het derde thema is het belang van de communicatie tussen het stel. Koppels vormen een hecht team en de vrouwen voelden zich hierdoor niet alleen gelaten. Partners ervaren het traject wel op een andere manier, het is daarom belangrijk om met elkaar te blijven praten over gevoelens en emoties.
De onderzoekers concluderen dat de gevoelens en emoties tijdens de fertiliteitsbehandeling een grote rol spelen tijdens de subfertiele periode, tijdens de zwangerschap en zelfs na de bevalling. Vrouwen met een fertiliteitstraject in de anamnese willen graag dat er gevraagd wordt naar de ervaringen tijdens het fertiliteitstraject. Ook het informeren naar sociale steun en het actief betrekken van de partner bij de zwangerschap wordt gewaardeerd.
OJOG2016;6:830-845